Tijdens zijn colleges Burgerlijk recht III gaf mijn latere promotor prof. mr. C.J.H. Brunner (dus: C.J.H.B. resp. CJHB in de NJ) steevast aanwijzingen omtrent het gebruik van de Nederlandse taal. Met deze rubriek, Taallesjes voor juristen, is beoogd om de fakkel over te nemen.
Noviomagus. Wij juristen moeten ons zo exact mogelijk uitdrukken. Daarom gebruiken wij zoveel mogelijk woorden waarvan de betekenis al aanstonds duidelijk is. Wie als jurist een woord gebruikt waardoor hetgeen hij naar voren brengt uiteenlopende betekenissen heeft – ambiguïteit -, begaat een doodzonde.
Wat is een ‘informatieplicht’?
De betekenis van de term ‘informatieplicht’ spreekt niet voor zich.
Gaat het om een plicht tot het verstrekken van informatie?
Of is het een plicht tot het vergaren of inwinnen van informatie?
Niet zelden zal uit de context waarin de term ‘informatieplicht’ gebezigd wordt (uiteindelijk) wel duidelijk worden wat ermee bedoeld is.
Toch doet degene die een woord wenst te bezigen waarin de woorden informatie en plicht beide in voorkomen er verstandig aan om zich niet te bedienen van ‘informatieplicht’. Immers, de term ‘informatieplicht’ als zodanig is voor meerdere, minst genomen tweeërlei uitleg vatbaar, en derhalve multi-interpretabel.
Hoe het anders en beter kan
De woorden informatieverstrekkingsplicht en informatievergaringsplicht hebben niet dat aan ‘informatieplicht’ verbonden nadeel.
Mij schijnt het intussen toe dat wij nog altijd prima uit de voeten kunnen met de vertrouwde woorden mededelingsplicht en onderzoeksplicht.