De wederpartij van eiser/verzoeker tot cassatie kan in dezelfde cassatieprocedure – altijd slechts na een positief cassatieadvies – eveneens en al dan niet voorwaardelijk cassatieberoep instellen. Dit zelfs indien de cassatietermijn reeds verstreken is. Dit cassatieberoep is een zogeheten incidenteel cassatieberoep. Vanaf het moment dat het incidenteel cassatieberoep ingesteld is, is het eerder ingestelde, eerste cassatieberoep een principaal cassatieberoep.

Incidenteel cassatieberoep wordt ingesteld bij het verweerschrift in het reeds ingestelde (principale) cassatieberoep. In vorderingszaken dient een incidenteel cassatieberoep uiterlijk ingesteld te worden vier weken voor de datum die bepaald is voor het geven van de schriftelijke toelichting in het reeds ingestelde cassatieberoep.

Voorwaardelijk / onvoorwaardelijk incidenteel cassatieberoep

Een incidenteel cassatieberoep kan voorwaardelijk en/of (deels) onvoorwaardelijk zijn. Onvoorwaardelijk wordt een incidenteel cassatieberoep ingesteld, indien degene die dit beroep instelt een verandering wenst van het dictum van de bestreden uitspraak. Bijvoorbeeld in het geval dat zijn eis bij de bestreden uitspraak voor 50% toegewezen en hij een gunstiger resultaat wenst te bereiken.

Voorwaardelijk wordt een incidenteel cassatieberoep ingesteld indien degene die dit beroep instelt wenst te bereiken dat hij in het onverhoopte geval dat het principale cassatieberoep leidt tot cassatie in de procedure na cassatie en verwijzing geen last krijgt van een voor nadelig oordeel in de gecasseerde uitspraak. Denk bijvoorbeeld aan het geval dat in deze uitspraak een tegen hem ingestelde eis tot betaling van schadevergoeding weliswaar integraal afgewezen is op basis van het oordeel dat geen sprake is van een onrechtmatige daad, maar dat de rechter in deze uitspraak ook gekomen is tot het oordeel dat het gedane beroep op verjaring van de rechtsvordering faalt. Wordt dit oordeel in cassatie niet bestreden, dan heeft, indien de Hoge Raad de uitspraak casseert, het gerechtshof naar hetwelk de Hoge Raad de zaak verwijst niet de ruimte om te beslissen dat de rechtsvordering toch verjaard is.