VSJB.dictee - - van Swaaij Cassastie & Consultancy - cassatieadvocaat - cassatie advocaat

Het Van Swaaij Cassatie JeeBee Dictee op 4 dezer in de Sint-Stevenskerk (foto SvS, iPhone 11 Pro Max)

HR 4 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1499

Inleiding

Noviomagus. De kern van de belangrijke, op 28 juni jl. gegeven prejudiciële beslissing van de Hoge Raad in een procedure – waarin ik gedupeerde MKB-ers bijgestaan heb in hun zaak tegen ABN AMRO Bank N.V. – is als volgt.

Een ondernemer die van zijn bank onvoldoende informatie gekregen heeft bij het afsluiten van een renteswap, kan zich beroepen op dwaling. Daarvoor is niet nodig dat hij nadeel heeft geleden door de omstandigheid waarover hij een onjuiste voorstelling van zaken had. De renteswap moet als gevolg van de vernietiging in beginsel helemaal ongedaan worden gemaakt. Als hierdoor onevenwichtige resultaten zouden ontstaan, kan de rechter de gevolgen van de vernietiging echter beperken. MEER

Bij die onvoldoende informatie gaat het met name om de gevolgen die intreden bij een tussentijdse beëindiging van de renteswap. Tot deze gevolgen behoort dat een negatieve marktwaarde voor rekening van de MKB-er komt, indien het variabele Euribortarief lager is dan de swaprente.

Is van belang of het om een adviesrelatie gaat?

VSJB.dictee - - van Swaaij Cassastie & Consultancy - cassatieadvocaat - cassatie advocaat

Afgelopen vrijdag heeft de Hoge Raad arrest gewezen in een zaak waarin ik wederom een MKB-er bijgestaan heb in een renteswapzaak tegen ABN AMRO Bank N.V.  Bij het Amsterdamse Hof werd de MKB-er bijgestaan door mr. Jasper Hagers van Blenheim (@jasperhagers).

In casu heeft het Hof een door deze MKB-er gedaan beroep op dwaling gehonoreerd. Het Hof kende hierbij gewicht toe aan de in casu bestaande adviesrelatie tussen de bank en de MKB-er. De bank stelde cassatieberoep in. Ik voerde (dus) verweer voor de MKB-er. Mocht het Hof aan die adviesrelatie gewicht toekennen? Deze vraag heeft het cassatiecollege afgelopen vrijdag beantwoord.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad heeft onder meer als volgt beslist. De mededelingsplicht van art. 6:228 lid 1 BW moet onderscheiden worden van een uit een adviesrelatie voortvloeiende verplichting tot advisering (rov. 4.2.2). Het is echter wel mogelijk dat hetgeen een bank uit haar zorgplicht of adviesrelatie weet of behoort te weten, informatie oplevert die relevant is om te beoordeling welke informatie de bank aan de client moet verstrekken om te voorkomen dat de client dwaalt (rov. 4.2.4).

Niet tot cassatie leidt daarom de klacht van de bank dat bij de mededelingsplicht geen acht geslagen zou mogen worden op de adviesrelatie en de kennis die de bank daarom over de client heeft of moest hebben (rov. 4.2.7).

Deze beslissing is voor de door mij bijgestane MKB-ers gunstig. Weliswaar heeft de Hoge Raad gecasseerd (mede) om de reden dat het Hof niet aan de enkele omstandigheid dàt er in casu een adviesrelatie is gevolgen mocht verbinden voor de inhoud van de mededelingsplicht. Maar in de procedure na cassatie en verwijzing zal (alsnog) onderzocht moeten worden waartoe het onderzoek dat de bank moest doen wegens de adviesrelatie geleid zou hebben (rovv. 4.2.8 en 4.2.9) – en in casu komt dat vast wel goed -:

„4.2.8.   Onderdeel 1.3.2 klaagt dat het hof in rov. 2.10 tot en met 2.17 van het eindarrest heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting doordat het heeft nagelaten (kenbaar) te onderzoeken en vast te stellen waartoe het onderzoek zou hebben geleid dat ABN AMRO volgens het hof had behoren te verrichten. Het subonderdeel voert daarnaast aan dat, indien het onderzoek ertoe zou hebben geleid dat een renteswap wel een geschikt of passend middel was voor het door [verweerster 1] gewenste doel, geen concrete aanleiding bestaat voor een meer concrete mededelingsplicht uit hoofde van art. 6:228 lid 1, aanhef en onder b, BW.

4.2.9   Het eerste gedeelte van de klacht slaagt. Zolang niet is komen vast te staan waartoe het onderzoek van ABN AMRO zou hebben geleid, kan immers niet worden vastgesteld of er een feitelijke grond was om de op ABN AMRO rustende mededelingsplicht aan de omstandigheden van het geval aan te passen (zie hiervoor in 4.2.4).
Het tweede gedeelte van de klacht faalt. Als uit onderzoek van ABN AMRO zou zijn gebleken dat een renteswap voor [verweerster 1] geschikt of passend was, betekent dat niet dat er met betrekking tot de renteswap geen mededelingsplicht meer zou bestaan. Die omstandigheid brengt immers niet mee dat [verweerster 1] bij het aangaan van de renteswapovereenkomst een juiste voorstelling van zaken had ten aanzien van de relevante kenmerken en risico’s daarvan.”

Een link naar ’s Hogen Raads arrest staat HIER.