Tijdens zijn colleges Burgerlijk recht III gaf mijn latere promotor, prof. mr. C.J.H. Brunner (dus: C.J.H.B. resp. CJHB in de NJ), steevast aanwijzingen omtrent het gebruik van de Nederlandse taal. Met deze rubriek,Taallesjes voor juristen, is beoogd om de fakkel over te nemen.

Op 16 november jl. met – net uit de doos – de iPhone X (foto Sietse Klomp)

Noviomagus. Ook op het hoogste niveau worden fouten gemaakt met onze mooie taal. Op  22 december jl. wees de Hoge Raad een belangwekkend arrest aangaande de uitleg van de term opzettelijk in art. 3:194 lid 2 BW (LINK). Het cassatiecollege oordeelde in rov. 3.4.3 onder meer (onderstreping toegevoegd):

„In de wetsgeschiedenis is onder ogen gezien dat de sanctie van het verbeuren van een aandeel in een goed, die art. 3:194 lid 2 BW verbindt aan het verzwijgen, zoekmaken of verborgen houden van dat goed, ingrijpend is. Een zware sanctie is echter op zijn plaats geacht, omdat in de hiervoor bedoelde gevallen sprake is van een ernstige, maar in een situatie van een gemeenschap, gemakkelijk te plegen vorm van bedrog (Parl. Gesch. Boek 3 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1307).”

Is een zware sanctie is op zijn plaats geacht? Volgens Van Dale is sanctie vrouwelijk. Derhalve had het moeten zijn (onderstreping toegevoegd): „Een zware sanctie is op haar plaats geacht,”.

In Aflevering 38 van deze serie is voor het maken van dergelijke fouten al eens gewaarschuwd. Een link staat HIER.

Het vorige Taallesje voor juristen

De vorige Aflevering van deze rubriek lees je HIER.