NoviomagusGisteren was de laatste civiele rolzitting van de Hoge Raad voorafgaand aan het zomerreces. Op die zitting concludeerde de procureur-generaal tot vernietiging in een door mij ingesteld cassatieberoep. Dat is altijd mooi natuurlijk.

Van de gisteren gedane uitspraken op deze rolzitting licht ik er een beschikking uit.

Uitgelicht

Foto.Lunch.Maastricht

Lunch in Maastricht, eerder deze maand (foto Jochem Prinsen, iPhone 6s)

De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging, maar de Hoge Raad verwierp het cassatieberoep. Dit met een zetel van drie in plaats van (wat je bij een contraire uitspraak verwachten zou) vijf raadsheren. Ik begin maar meteen te citeren – ’s Hogen Raads overwegingen spreken voor zich – (lay-out iets anders):

„3.5  De middelen II en III zijn gericht tegen de beslissing van het hof om einduitspraak te doen zonder een inhoudelijke behandeling ter zitting, alsmede tegen de oordelen dat mr. Graus welbewust alleen en zonder zijn cliënten op de mondelinge behandeling is verschenen en daarmee heeft beoogd een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep ter zitting onmogelijk te maken en dat de belangen van de vrouw bij een afdoening van de zaak zonder een inhoudelijke behandeling ter zitting zwaarder wegen dan de belangen van de man bij een verder uitstel van deze afdoening.

Geklaagd wordt dat onbegrijpelijk is het oordeel dat mr. Graus en de man een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep ter zitting onmogelijk hebben willen maken. Volgens de middelen is onjuist dat het niet verschijnen van een partij ter zitting tot gevolg heeft dat een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep ter zitting onmogelijk is geworden, nu de advocaat van de man wel ter zitting aanwezig was en het hof het hoger beroep buiten aanwezigheid van de procespartij ter zitting kon behandelen. Betoogd wordt dat ingevolge art. 361 Rv een inhoudelijke behandeling ter zitting moet volgen, tenzij procespartijen kenbaar hebben gemaakt daarvan af te willen zien.

3.6.1  Het hof heeft niet miskend dat, ondanks afwezigheid van de man ter zitting, een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep ter zitting mogelijk was nu de man ter zitting was vertegenwoordigd door zijn advocaat (vgl. art. 279 lid 3 Rv in verbinding met art. 362 Rv). Het heeft echter van een inhoudelijke behandeling ter zitting afgezien op grond van de omstandigheden van het geval, zoals hierna zal worden uiteengezet.

3.6.2  Het hof heeft daartoe in de eerste plaats geoordeeld dat mr. Graus welbewust heeft beoogd een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep ter zitting onmogelijk te maken. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk, gelet op:(a) de vaststelling van het hof dat mr. Graus zijn verzoek tot verwijzing naar een ander hof niet terstond na zijn gesprek op 28 oktober 2014 met de president van het hof heeft gedaan, althans met bekwame spoed nadien, maar pas op de zitting van 2 april 2015 ter gelegenheid van de mondelinge behandeling,

(b) zijn vaststelling dat partijen ruimschoots de tijd hebben gehad documenten en stukken ter onderbouwing van hun stellingen voorafgaand aan de zitting in te dienen (rov. 3.6.1 slotzin) en dat alleen de vrouw daarvan gebruik heeft gemaakt (rov. 2.4), en

(c) de mededeling van mr. Graus ter zitting dat de man niet ter zitting zal verschijnen omdat mr. Graus vooraf een verzoek ter zitting zal doen buiten aanwezigheid van de man, waaraan mr. Graus de gevolgtrekking heeft verbonden dat “aan een inhoudelijke behandeling, gelet op het verzoek, niet [zal] worden toegekomen” (proces-verbaal, p. 2).

3.6.3  Uitgaande van zijn oordeel dat de advocaat van de man welbewust zonder zijn cliënten ter zitting is verschenen en heeft beoogd een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep ter zitting onmogelijk te maken, heeft het hof voorts overwogen dat mr. Graus misbruik maakt van procesrecht en dat de belangen van de vrouw op ernstige wijze worden geschaad. Daarbij heeft het hof klaarblijkelijk gewicht gehecht aan het feit dat de vrouw, zoals haar advocaat ter zitting aanvoerde, al ruim twee jaar tot een echtscheiding tracht te komen, en heeft het overwogen dat die termijn nu op onredelijke wijze dreigt te worden verlengd indien opnieuw een zitting moet worden bepaald. Het hof heeft geoordeeld dat aan het belang van de vrouw bij onmiddellijke afdoening, zonder inhoudelijke behandeling ter zitting, groter gewicht moet worden toegekend dan aan het belang van de man bij een zitting op latere termijn en verder uitstel van de afdoening. Op grond van dit misbruik van procesrecht heeft het hof beslist de zaak zonder verdere behandeling ter zitting af te doen.

Deze oordelen geven geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Zij zijn verweven met waarderingen van feitelijke aard en kunnen niet verder op juistheid worden onderzocht. In het licht van de omstandigheden van het geval, mede gelet op hetgeen hiervoor in 3.6.2 is overwogen, zijn deze oordelen ook niet onbegrijpelijk.

3.6.4  Op het voorgaande stuiten de klachten van de middelen II en III af.”

Deze beschikking van de Hoge Raad is prima. Een link er naar staat HIER.