Zicht op de Groesbeekseweg vanuit kantoor (foto SvS, iPhone 14 Pro Max)

 

Noviomagus. In het NJB van komend weekend staat een Vooraf van Coen Drion. Hij vestigt de aandacht op een conclusie van advocaat-generaal Lodewijk Valk van afgelopen mei. Die conclusie gaat over een zaak waarin de uitleg van een bepaling in een vaststellingsovereenkomst over de betaling van partneralimentatie onderwerp van geschil is.

In de considerans van die overeenkomst staat dat „de letterlijke tekst van deze overeenkomst, in afwijking van het Haviltex-criterium, [prevaleert] boven eventuele partijbedoelingen”. In art. 1.7 van de overeenkomst is bepaald: „De partneralimentatie zal eindigen op de dag dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, te weten op 24 mei 2021.”

In werkelijkheid bereikte de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd echter pas op 24 mei 2022 (dus: een jaar later). Vraag: hoe moet dit art. 1.7 uitgelegd worden? Eindigt de partneralimentatie op 24 mei 2021 of 24 mei 2022? Volgens de vrouw gaat het bij de datum 24 mei 2021 om een verschrijving, en hebben partijen 24 mei 2022 bedoeld.

Het hof oordeelde in zijn beschikking dat de overeenkomst zo uitgelegd moet worden dat de partneralimentatie eindigde op 24 mei 2021. Dit op de grond dat de in art. 1.7 genoemde datum, anders dan het begrip ‘pensioengerechtigde leeftijd’ niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is.

Volgens de A-G kan dit oordeel geen standhouden. Met zoveel woorden schrijft hij dat het hof zonder enige motivering de stap maakt naar „een norm volgens welke gegevens die voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn (kennelijk na ‘grammaticale uitleg’), in het geheel geen rol mogen spelen”.

In genoemd Vooraf schrijft Coen Drion dat deze zaak laat zien dat een taalkundige uitleg (waarvan hij overigens vroeger voorstander was) geen oplossing biedt voor gevallen waarin de tekst van een overeenkomst niet duidelijk is. Daarom is hij benieuwd naar het oordeel van de Hoge Raad in deze zaak.

Lezing van het dit Vooraf zij van harte aanbevolen. Een link staat HIER.