Tijdens zijn colleges Burgerlijk recht III gaf mijn latere promotor, prof. mr. C.J.H. Brunner (dus: C.J.H.B. resp. CJHB in de NJ), steevast aanwijzingen omtrent het gebruik van de Nederlandse taal. Met deze rubriek,Taallesjes voor juristen, is beoogd om de fakkel over te nemen.

De Waalbrug op zondagochtend 29 mei jl. (foto SvS, iPhone 13 Pro Max)

 

Noviomagus. Vorige week werd mij door een advocaat een aangename „Hemelvaart” toegewenst. Mijn voornemen is om nog decennialang hier te blijven, gaf ik daarop te kennen.

Beseffen

Te vaak lees of hoor ik dat iemand zich iets beseft. Fout. Immers, iemand beseft iets (zonder ‘zich’). Ik realiseer me wat kennelijk de reden is dat de fout vaak gemaakt wordt.

Zijn/haar

Op een website van een advocatenkantoor lees ik dat een bepaald prachtig rechtsgebied vanwege haar complexiteit het hart van de betreffende advocaat gestolen heeft. Fout, want rechtsgebied is een ‘het’-woord respectievelijk onzijdig zelfstandig naamwoord, en dan wordt het (dus) niet ‘haar’, maar zijn, tenzij het toch haar moet zijn, zoals bij het meisje en haar fiets.

Op rechtspraak.nl lees ik onder het kopje Missie, visie en Agenda van de Rechtspraak dat elke zaak op zijn eigen merites wordt beoordeeld. Fout, want zaak is vrouwelijk en daarom beoordeel je een zaak op haar eigen merites.

Wat is vermeld?

In HR 1 april 2022, ECLI:HR:2022:481 valt in rov. 3.5 te lezen: „Gelet op {…} het hiervoor in 3.4 vermelde uitgangspunt dat”.  Wie echter die rov. 3.4 leest, ziet daar nergens het woord ‘uitgangspunt’ staan. Derhalve is in rov. 3.4 ‘uitgangspunt’ niet vermeld. Hoezo (dus) ‘het hiervoor in 3.4 vermelde uitgangspunt’? Het was beter geweest, indien de Hoge Raad het had over het in rov. 3.4 bedoelde uitgangspunt.
Overigens schrijf ik nimmer ‘gelet op’. Ik schrijf gezien. Immers, dat is een lettergreep en een spatie korter.

Verzoek indienen

Niet zelden lees ik bijvoorbeeld dat een bepaalde persoon bij de betreffende kantonrechter een verzoek tot instelling van bewind ingediend heeft ex art. 1:432 lid 1 BW. Ik zou schrijven op de voet van en niet ‘ex’.  Dit doet de Hoge Raad ook, zoals in een eerder deze maand gewezen arrest waarin vermeld is (rov. 2.1) dat een bestuurslid van de betreffende stichting  „de rechtbank Den Haag op de voet van art. 2:298 BW verzocht” om de voorzitter van de stichting als bestuurder te ontslaan.
Overigens betreft dat arrest de interessante vraag of je moet appelleren louter om gezag van gewijsde te voorkómen. MEER

Beide/beiden

Ook in parlementaire stukken gaat het wel eens mis. In een Nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2011–2012, 33 054, nr. 6, blz. 38) valt te lezen (onderstreping toegevoegd):

„Het is inherent aan de mogelijkheid van het benoemen van twee curatoren of mentoren dat er een verschil in opvatting kan ontstaan tussen beide over de taakuitoefening. Aangezien de rechter beide heeft benoemd, ligt het voor de hand dat de rechter ook bevoegd is om te beslissen over eventuele meningsverschillen tussen beide (zie het huidige artikel 437, derde lid, en de voorgestelde artikelen 383, tiende lid, en 452, tiende lid).”

Er had beiden moeten staan. Immers, verwezen wordt naar twee curatoren of mentoren en dit zijn personen.

Het belang van leestekens

Recent las ik op rechtspraak.nl als inhoudsindicatie van een zaak die de Hoge Raad met toepassing van art. 81 RO ongemotiveerd verworpen had:

„A[r]t. 81 lid 1 RO. Inmiddels overleden broer heeft woning gekocht ter bewoning door zus, deels met geld van zus. {…}”

Was de broer inmiddels al overleden toen hij de woning kocht? Natuurlijk weet de lezer wel dat dat niet het geval geweest kan zijn. ‘Broer, nadien overleden, heeft woning gekocht’ is beter.

Art. 6:83 sub c BW?

Niet zelden lees ik bijvoorbeeld dat uit ‘art. 6:83 sub c BW’ volgt dat verzuim zonder ingebrekestelling intreedt wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis tekort zal schieten. Fout, immers het is art. 6:83, aanhef en letter c, BW. Zonder de aanhef van dit wetsartikel volgt er niets uit hetgeen bepaald is bij letter c. Dit wetsartikel luidt (dus):

„Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in:

a. {…}
b. {…}
c. wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten.”

Art. 149 lid 1 Rv

Soms zie ik een uitspraak waarin gekomen wordt tot het oordeel dat X iets ‘onvoldoende betwist gesteld’ heeft. Ik vind dat, minst genomen, niet fraai. Beter is het om te schrijven dat hetgeen X gesteld heeft, door Y niet voldoende  betwist is. Dat is in lijn met art. 149 lid 1, 2de volzin, Rv („Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist, moet de rechter als vaststaand beschouwen, behoudens {…}”).

Vorige aflevering van deze taalrubriek

Een link naar de vorige aflevering van deze veelgelezen rubriek staat HIER.

Suggesties voor deze rubriek, Taallesjes voor Juristen, kunt u mailen naar taallesjes@vscc.nl.