Tijdens zijn colleges Burgerlijk recht III gaf mijn latere promotor prof. mr. C.J.H. Brunner (dus: C.J.H.B. resp. CJHB in de NJ) steevast aanwijzingen omtrent het gebruik van de Nederlandse taal. Met deze rubriek, Taallesjes voor juristen, is beoogd om de fakkel over te nemen.


Noviomagus
. Tot eind jaren negentig placht wijlen mr. J.L. Heldring – in zijn 96e levensjaar is hij vorige week overleden  – in zijn rubriek “Dezer dagen” (NRC Handelsblad) met regelmaat aandacht te besteden aan onze taal. Ook hierin was hij (zeer) scherp. Dermate scherp, dat ik in mijn periode als AIO  bij het schrijven van (juridische) teksten soms zelfs welhaast ‘geblokkeerd’ was: mijn ijver om taalkundige fouten te vermijden.

foto.Herfstbock.2

Op het terras van Meesterschenkerij Café Jos (foto Thierry)

Menig taallesje van mr. Heldring heb ik uitgeknipt en tot op heden bewaard.

Ooit heb ik Heldring kunnen betrappen op een ‘misser’. Ik heb hem dat toen per e-mail bericht. Uiteraard met alle gepaste eerbied (zo was de aanhef van mijn brief: “Hooggeachte Heldring,”). Per e-mail kreeg ik een scan toegezonden van een door Heldring ondertekend dankbriefje dat hij klaarblijkelijk zelf op zijn typemachine geschreven had.

Mocht het zo zijn dat …

Ik beweer niet dat het taalkundig onjuist is om bijvoorbeeld te schrijven:

“Mocht  in Nederland zo’n trein ontsporen, dan zullen er waarschijnlijk minder slachtoffers zijn.”

Met “mocht” (het zo zijn dat) wordt (uiteraard) bedoeld: als in Nederland zo’n trein ontspoort … De vraag rijst intussen of het woordje “mocht” in een context als deze wel zo gelukig is. Het woordje “mocht” heeft immers een zekere lading (connotatie).

Ter bepaling van de gedachten eerst een voorbeeld waarin met het gebruik van het woordje “mocht” als zodanig niets mis is:

“Mocht ik bij de komende trekking van de Staatsloterij de jackpot winnen, dan koop ik een huis met een grote ruimte waarin mijn bluesbandje kan repeteren.”

Maar al te vaak (echter) wordt in retorisch minder gelukkig opzicht het woordje “mocht”  gebruikt – net als bij de mogelijkheid dat een giftrein te onzent ontspoort -:

“Mocht Uw Hof ondanks het voorgaande oordelen dat in casu onrechtmatig gehandeld is door Jansen [cliënt], dan kan de eis evenmin toegewezen worden, omdat er überhaupt geen schade is.”

Verlangen wij er soms naar (zoals naar het winnen van een prijs) dat de rechter in weerwil van ons betoog oordeelt dat onze cliënt onrechtmatig gehandeld heeft?

Beter is het om te schrijven:

“Zelfs indien Uw Hof ondanks het voorgaande oordeelt dat in casu onrechtmatig gehandeld is door Jansen [cliënt], kan de eis evenmin toegewezen worden, omdat er überhaupt geen schade is.”

Maar er is meer.

Oordeelt en is / zou oordelen en zou zijn?

Retorisch nog sterker is het om te schrijven:

“Zelfs indien Uw Hof ondanks het voorgaande zou oordelen dat in casu onrechtmatig gehandeld zou zijn door Jansen [cliënt], dan kan de eis evenmin toegewezen worden, omdat er überhaupt geen schade is.”

Met “zou”  duw je als het ware nog verder weg dat jouw cliënt onrechtmatig – hoezo? (!) – gehandeld zou hebben.

Zie ook:
Taallesjes voor juristen (2)