Pelikaan

Een pelikaan en ander gevogelte bij een waterbassin, Melchior d’ Hondecoeter, Rijksmuseum (foto SvS, iPhone 5)

Vorige week zondag ( 7 dezer) las ik met plezier de al weer een tijdje geleden als bijlage bij het Advocatenblad verschenen Kroniek Burgerlijk Procesrecht, ditmaal geschreven door Robert Hendrikse, Leonie Rammeloo, Marianne Valk en Hans Vestjens.

Art. 438 Rv

Het eerste lid van art. 438 Rv bepaalt:

“Geschillen die in verband met een executie rijzen, worden gebracht voor de rechtbank die naar de gewone regels bevoegd zou zijn, of in welker rechtsgebied de inbeslagneming plaatsvindt, zich een of meer van de betrokken zaken bevinden of de executie zal geschieden.”

Van het tweede lid van dit artikel luidt de eerste zin – de rest is te dezen niet relevant -:

“Tot het verkrijgen van een voorziening bij voorraad kan het geschil ook worden gebracht in kort geding voor de voorzieningenrechter van de volgens het eerste lid bevoegde rechtbank.”

Kantonrechter niet bevoegd in executiegeschil

In genoemde kroniek (2013, Kroniek nr. 2, blz. 32) wordt verwezen naar jurisprudentie van kantonrechters –  te Arnhem en te Nijmegen (!) – met de strekking dat een kantonrechter in een geschil over executie van een door een kantonrechter gewezen vonnis – denk bijvoorbeeld aan ontruiming van huurruimte – in kort geding bevoegd zou zijn om van dit geschil kennis te nemen.

Zulke jurisprudentie evenwel is apert onjuist, want staat haaks op de tekst en wetsgeschiedenis van art. 438 Rv (lid 2: “de voorzieningenrechter”). In een artikel over executiegeschillen en kantonrechters in het Nederlands Juristenblad heb ik dat uiteengezet. LEES MEER

Overigens nemen chroniqueurs te dezen geen standpunt in, wat zij ook niet behoeven te (maar wel mogen) doen.

En Snijders-Klaasen-Meijer?

Wat een goede gang van zaken niet bevordert, is dat òndanks het voorgaande in het boek Nederlands Burgerlijk Procesrecht van Snijders-Klaasen-Meijer (5e druk, blz. 481) toch nog gesuggereerd wordt dat een kantonrechter wèl bevoegd zou kunnen zijn in een executiegeschil. Men leest er:

“Verschillend wordt gedacht over de mogelijkheid om in zaken die ten gronde door de kantonrechter worden behandeld – zoals huurzaken – de kantonrechter eveneens (in kort geding) te adiëren in geval van een executiegeschil over een dergelijke zaak – bijvoorbeeld een ontruimingsgeschil over de betreffende huurwoning.[voetnoot 57, SvS]{…}“.

In deze voetnoot 57 leest men:

Positief over de mogelijkheid o.a. Rb. Arnhem 6 oktober 2004, JBPr 2004, 79 en A.I.M. van Mierlo in zijn noot onder deze uitspraak t.a.p. Anders J.H.M. van Swaaij, onder verwijzing naar een tweetal andersluidende uitspraken, NJB 2009, p. 790-794.”

Vreemd dat in die noot niet tevens vermeld wordt dat ik tevens verwijs wet en parlementaire geschiedenis. Deze spreken, zoals ik laat zien in dat NJB-artikel, voor zich.