Station Lent - - van Swaaij Cassastie & Consultancy - cassatieadvocaat - cassatie advocaat

Station Lent, hedenmiddag klokke 15.03 uur

Noviomagus. Vandaag heeft de Hoge Raad wederom een ingesteld cassatieberoep  verworpen waarbij ik voor verweerder in cassatie een verweerschrift ingediend heb. Het gaat om de principiële, door de Rechtbank Gelderland in ontkennende zin beantwoordde en tot dusverre ING Bank en mr. J.M.A.J. Thielen als faillissementscurator verdeeld houdende vraag of een assurantieportefeuille als geheel verpand kan worden. Over de beantwoording van deze vraag zijn de lagere rechtspraak en de literatuur verdeeld. Tegen het vonnis van de Rechtbank is sprongcassatie ingesteld.

De conclusie van de Procureur-Generaal (Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot) strekte tot verwerping van het cassatieberoep. Dit conform de argumentatie in de door mijn kantoorgenoot Joost Moorman, de toenmalige kantoorgenoot van mr. Thielen q.q. Mathijs Algra en mij gegeven schriftelijke toelichting op voornoemd verweerschrift. In essentie op basis van dezelfde argumentatie heeft de Hoge Raad de spreekwoordelijke knoop doorgehakt: binnen het wettelijk stelsel past niet dat het samenstel van overeenkomsten en goodwill, tezamen aangeduid als een assurantieportefeuille, een goed in de zin van art. 3:1 BW zou zijn (onderstreping toegevoegd):

„3.4   Het wettelijke stelsel gaat ervan uit dat slechts individuele zaken of vermogensrechten als goed kunnen worden aangemerkt en als zodanig voorwerp kunnen zijn van een goederenrechtelijk recht of een goederenrechtelijke rechtshandeling. Het samenstel van overeenkomsten en goodwill dat wordt aangeduid als een assurantieportefeuille (zie hiervoor in 3.2.1 en 3.2.2), is niet een individuele zaak of een individueel vermogensrecht, ook al wordt het in het economische verkeer als een eenheid beschouwd. Een assurantieportefeuille is daarom niet een goed in de zin van art. 3:1 BW. Dit wordt niet anders doordat afzonderlijke onderdelen van een assurantieportefeuille, zoals vorderingsrechten, goederen zijn, noch doordat de portefeuille als geheel in het economische verkeer een vermogenswaarde vertegenwoordigt en voorwerp kan zijn van een obligatoire rechtshandeling zoals een koopovereenkomst.

3.5   Omdat een assurantieportefeuille als zodanig niet een goed is in de zin van art. 3:1 BW, is hij niet vatbaar voor overdracht of verpanding. Art. 4:103 lid 4 Wft, dat bepaalt dat een verzekeraar aan een verzoek van een bemiddelaar tot overdracht van diens portefeuille in beginsel moet meewerken, leidt niet tot een ander oordeel. Bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel en tegen de achtergrond van het wettelijke stelsel van het goederenrecht, moet worden aangenomen dat deze bepaling niet het oog heeft op overdracht in goederenrechtelijke zin, maar op het overdragen van de positie van de assurantietussenpersoon in het hiervoor in 3.2.1 en 3.2.2 bedoelde samenstel van overeenkomsten en goodwill.’’

Een link naar het arrest staat HIER.