Noviomagus. Sinds 1 oktober jl. is het in civiele dagvaardingszaken bij zowel de rechtbanken als de gerechtshoven – wat betreft de desbetreffende, sinds deze 1ste oktober in werking getreden procesreglementen – uitdrukkelijk niet toegestaan om je processtukken (conclusies/memories en akten) te faxen.
Zo bepaalt art. 2.1 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken, zevende versie, dat partijen hun processtukken bij de rechtbank waar de zaak in behandeling komt of is indienen door toezending per post aan de griffie van die rechtbank, door afgifte aan de Centrale Balie van die rechtbank, en door indiening ter zitting (mondelinge behandeling, getuigenverhoor of descente). Dit art. 2.1 bepaalt aansluitend – hier komt het – dat indiening van processtukken „op een andere wijze dan in dit artikel” beschreven is, „niet toegestaan” is.
De tot 1 oktober jl. geldende, zesde versie van dit procesreglement bevatte niet zo’n faxverbod. De ‘overgangsbepalingen’ van zevende versie (art. 9) voorzien wat betreft dit faxverbod niet in eerbiedigende werking voor reeds voor 1 oktober jl. aanhangige zaken.
Naar ik bemerk, voorziet zelfs de Tijdelijke regeling voor handel en kantonzaken niet in een uitzondering op dit art. 2.1.
Wat betreft de hoven is het niet anders, gezien artt. 2.1 en 10 van de tiende, op 1 oktober jl. in werking getreden versie van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven en de Tijdelijke regeling Coronacrisis. In de negende, tot 1 oktober jl. geldende versie van het het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven stond geen faxverbod.
Dat ‘faxverbod’ is onverbindend
Op deze blog is ruim vijf jaar geleden, op 21 april 2015, een bericht geplaatst met als opschrift ‘Hoge Raad breekt staf over arrogantie van gerechtshoven: je processtuk mag je wèl faxen’. MEER
In dat blogbericht is uiteengezet dat de Hoge Raad in die aprilmaand korte metten gemaakt heeft met zogeheten Pilotprocesreglementen civiele dagvaardingszaken van het Bossche Hof en het Amsterdamse Hof. In deze Pilotprocesreglementen stond in art. 2.1 een expliciet faxbod („Per telefax ingediende processtukken worden niet in behandeling genomen.“).
Het Bossche Hof verleende in de betreffende zaak een akte-niet dienen, ofschoon de betreffende memorie tijdig per fax ingediend was. Bij arrest van 17 april 2015, NJ 2015/209 casseerde de Hoge Raad, omdat – kort gezegd – dat slechts in het Bossche Pilotprocesreglement neergelegde faxverbod in strijd was met art. 33 Rv en daarom onverbindend was. De Hoge Raad gaf daartoe een uitleg – waarover hierna meer – aan het op 1 januari 2002 in werking getreden art. 33 lid 1 Rv, dat gewijzigd is bij de Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer (Stb. 2008, 100) en sindsdien bepaalt (onderstreping toegevoegd):
„Verzoeken en mededelingen kunnen ook elektronisch worden gedaan, indien van deze mogelijkheid voor het desbetreffende gerecht blijkt uit een voor dat gerecht vastgesteld procesreglement. Een gerecht kan een verzoek of mededeling dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch verzenden indien de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij daarvoor langs deze weg bereikbaar is. De bereikbaarheid langs deze weg geldt voor de duur van een procedure, tenzij de geadresseerde meedeelt dat hij haar wijzigt of intrekt. De voorgaande zinnen gelden mede voor de indiening van processtukken ter griffie en de verzending van processtukken door de griffier.”
De uitleg die de Hoge Raad in voornoemd arrest van 17 april 2015 geeft aan art. 33 lid 1 Rv, is dat de hierin neergelegde beperking van het elektronisch verkeer tot gevallen waarin daarin is voorzien in een voor dat gerecht vastgesteld procesreglement, niet geldt voor faxverkeer en dat daarvoor is blijven gelden de in 2002 in art. 33 Rv gecodificeerde regel dat stukken die door middel van faxapparatuur vóór 24.00 uur van de laatste dag van een lopende termijn ter griffie zijn ontvangen, gelden als binnen de termijn ingediend. MEER
Negeer dat ‘faxverbod’
Wij advocaten hoeven ons niks aan te trekken van het onverbindende ‘faxverbod’ in art. 2.1 van het thans geldende Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken en van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven. Wel is het verstandig om op het betreffende aanbiedingsformulier nog even te wijzen op de onverbindendheid van dat faxverbod, met verwijzing naar HR 17 april 2015, NJ 2015/209.
Ten slotte
Het is kwalijk dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de inhoud van die procesreglementen hetzij niet bekend zijn met HR 7 april 2015, NJ 2015/209, hetzij dit arrest aan hun laars lappen.
Petitum. Dat misleidende – onverbindende – ‘faxverbod’ moet direct en in elk geval uiterlijk komende maand ingetrokken worden.
Reacties
Peter
Beste Sjef, voor mij als relatieve leek, zijn “degenen die verantwoordelijk zijn voor de inhoud van die procesreglementen” nu rechters of de niet-rechters in de gerechtsbesturen / raad voor de rechtspraak?