foto.Frowijn

Noviomagus, Fransestraat, terras Frowijn, 8 dezer (foto SvS, iPhone 5s)

Tijdens mijn basisdoctoraal Nederlands recht (RU Groningen) volgde ik het verplichte vak Rechtsfilosofie en -sociologie. Heel goed dat zo’n vak deel uitmaakt van het basisdoctoraal.

Omschrijving van wat ‘recht’ is

De afgelopen week heb ik me herhaalde malen de vraag gesteld van welke omschrijving van ‘recht’ men uitgaat, wanneer men het heeft over het internationale recht. Als een staat een rechtssubject is, maar intussen met een vetorecht verhinderen kan dat de Veiligheidsraad tot besluiten komt die strekken tot (bevordering van de) handhaving van dat internationale recht, is dit recht dan minst genomen imperfect (vlg. Lex imperfecta). Denk (bijvoorbeeld) ook aan Syrië.

Recht dat niet afdwingbaar is: contradictio in terminis?

Kenmerk van recht is dat ook sanctie op rechtsovertreding door recht worden geregeld (Kelsen). Intussen besef ik heus wel – daar hoef je geen rechtsfilosoof voor te zijn – dat recht niet ‘dus’ recht is als – kort gezegd – datgene wat een rechter beslist ook afdwingbaar is. Denk (bijvoorbeeld) alleen maar aan de Neurenbergerwetten. Ook menig rechtspositivist zal die wetten niet als recht erkennen. Er zijn grenzen. 

Anecdote: Brunner en het Staatsrecht

Herinner me de dag waarop Peter Rehwinkel te Groningen ging promoveren op zijn (dus: staatsrechtelijke) proefschrift over de minister-president. Met prof. Brunner en Ton Hartief stond ik op de gang van de Vakgroep Privaatrecht. Brunner vertelde dat hij niet naar die promotie ging. Hij vond het Staatsrecht vooral opiniërend van aard. Geen ‘hard’ recht en ook (zeer) weinig ‘rechtersrecht’. Niets voor civilisten pur sang. Ton en ik waren evenmin bij die promotie aanwezig.

Vleugje defaitisme?

Als Rusland wat men noemt internationaal recht kan schenden – de Krim – en tegelijk verhinderen kan dat de Veiligheidsraad tegen die schending optreedt, rijst de vraag of hier überhaupt sprake is van een schending van ‘internationaal recht’. Houdt hier  – case law –  het internationaal recht qua inhoud resp. de facto niet kennelijk (gewoon) in dat de sterkste zijn gang mag gaan?
Geen aantrekkelijke gedachte, laat staan voor op de zondagmorgen, maar – met een vleugje defaitisme – past het recht zich uiteindelijk niet bij de feiten aan?