Noviomagus. Veel uitspraken met daarin een of principiële oordelen over ons vennootschapsrecht doet de Hoge Raad niet. Afgelopen vrijdag, 19 dezer, heeft de Hoge Raad op dit rechtsgebied een principiële beschikking gegeven. In deze zaak voerde ik verweer.

foto.kantoor.24.12.14

Foto mr. Joost Moorman (iPhone 6)

 

Is herroeping van besluit tot ontbinding rechtspersoon mogelijk?

Het eerste onderdeel van het middel klaagde dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ten onrechte tot het oordeel gekomen was dat herroeping van een (onvoorwaardelijk) genomen ontbindingsbesluit in beginsel mogelijk is als het belang van de (ontbonden) rechtspersoon dat meebrengt en derden door die herroeping niet in hun belangen worden geschaad. Naar het onderdeel betoogde, is herroeping van zo’n besluit in het geheel niet mogelijk. Succesvol was mijn verweer tegen dit onderdeel, dat faalde. Het cassatiecollege in rovv. 5.2.2 t/m 5.3.9 oordeelde (vermeldingen van de betreffende ‘cijfers’ weggelaten):

“Een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (hierna: besloten vennootschap) kan door een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders worden ontbonden (art. 2:19 lid 1 BW).

De wet bepaalt niet of het ontbindingsbesluit door (de algemene vergadering van aandeelhouders van) de besloten vennootschap kan worden herroepen, en zo ja, op welke wijze. De wet sluit echter niet uit dat een besloten vennootschap terugkomt van haar ontbindingsbesluit; dat stemt ook overeen met de mogelijkheid dat zij vernietiging kan vorderen van het besluit waarbij zij is ontbonden (art. 2:15 lid 3 BW).

In de rechtspraak in feitelijke instanties en in de literatuur, aangehaald in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder respectievelijk 4.8 en 4.6, wordt in meerderheid aangenomen dat een besloten vennootschap het ontbindingsbesluit van de algemene vergadering van aandeelhouders kan herroepen, mits is voldaan aan bepaalde voorwaarden in verband met de eisen van rechtszekerheid en de bescherming van de rechten en belangen van derden. Daarbij komt naar voren dat in de rechtspraktijk niet alleen behoefte bestaat aan de mogelijkheid om een ontbindingsbesluit te herroepen, maar ook dat rechterlijke tussenkomst nodig wordt geacht om de herroeping te toetsen en te effectueren. Tevens bestaat behoefte aan de mogelijkheid om een rechterlijke uitspraak betreffende de herroeping in te schrijven in de registers waar de besloten vennootschap is ingeschreven.

Bij de beantwoording van de vraag of herroeping van een ontbindingsbesluit in algemene zin toelaatbaar is, komt een aanzienlijk gewicht toe aan de mogelijke gevolgen van herroeping. Dit geldt temeer nu een afzonderlijke wettelijke grondslag en procedure voor herroeping ontbreekt. Met betrekking tot die gevolgen is het volgende van belang.

Zoals is bepaald in het arrest HR 10 maart 1995 (ECLI:NL:HR:1995:ZC1657, NJ 1995/595), gelden voor een besluit tot intrekking van een eerder besluit geen andere vereisten dan in het algemeen gelden voor besluiten van een algemene vergadering van aandeelhouders van een besloten vennootschap. Hetzelfde geldt voor een besluit tot herroeping van een ontbindingsbesluit.

De besloten vennootschap die een besluit wil herroepen waarbij zij is ontbonden, dient voorts rekening te houden met de rechten en belangen van derden. Herroeping van een ontbindingsbesluit is dus in geen geval toelaatbaar indien zij niet is omgeven met de nodige waarborgen voor de bescherming van de rechten en belangen van derden. Bovendien mag geen afbreuk worden gedaan aan de rechtszekerheid.

Uit het recht van de ons omringende landen blijkt dat de vraag of herroeping mogelijk is en, zo ja, onder welke voorwaarden, uiteenlopend wordt beantwoord.

Gezien het voorgaande zou het voor de hand liggen dat de wetgever de in dit kader van belang zijnde afwegingen en keuzes maakt. Bij de in 2012 tot stand gekomen herziening van de wettelijke bepalingen omtrent de besloten vennootschap is blijkens de parlementaire geschiedenis echter niet ter sprake gekomen of een besluit tot ontbinding van een besloten vennootschap kan worden herroepen. Hieruit valt evenwel niet af te leiden dat de wetgever herroeping ontoelaatbaar zou vinden. De mogelijkheid van herroeping is immers niet in strijd met enkele uitgangspunten van die herziening, te weten aandeelhouders meer vrijheid te geven de onderneming naar eigen inzicht en wensen vorm te geven, met voldoende waarborgen voor de belangen van andere partijen, en regels die onnodig belemmerend of ineffectief zijn, te doen vervallen (Kamerstukken II 2006-2007, 31 058, nr. 3, p. 3).

Op grond van al het vorenstaande kan herroeping van een ontbindingsbesluit door een besloten vennootschap op zichzelf toelaatbaar worden geacht. Wel moet aan herroeping de voorwaarde worden gesteld dat daardoor in de omstandigheden van het geval geen afbreuk wordt gedaan aan de eisen van rechtszekerheid en de rechten en belangen van derden. In verband hiermee kan een herroepingsbesluit pas rechtsgevolg hebben indien de rechter een daartoe strekkende uitspraak heeft gedaan.

Bij de beantwoording van de vraag of in een concreet geval door de herroeping van een ontbindingsbesluit geen afbreuk wordt gedaan aan de eisen van rechtszekerheid en de rechten en belangen van derden is in ieder geval het volgende van belang.

Een besluit tot herroeping van een ontbindingsbesluit kan niet worden genomen door een besloten vennootschap die ingevolge art. 2:19 lid 4 of lid 6 BW niet meer bestaat. Voorts dienen de voor het rechtsgeldig nemen van besluiten geldende vereisten in acht te worden genomen (vgl. het hiervoor in 5.2.4 genoemde arrest van 10 maart 1995).

Gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, dient bij de herroeping van een ontbindingsbesluit inzicht te bestaan in de vermogenstoestand van de besloten vennootschap op de datum van ontbinding en de datum van herroeping alsmede in de ontwikkelingen in haar vermogenstoestand in de tussenliggende periode.

Derden mogen geen nadeel ondervinden van de herroeping. Dit kan meebrengen dat herroeping slechts toelaatbaar is indien de besloten vennootschap compensatie biedt, of met het oog op mogelijk nadeel garanties geeft of anderszins zekerheid stelt. Hierbij is mede van belang of in de periode tussen de ontbinding en de herroeping vereffeningshandelingen hebben plaatsgevonden. Herroeping heeft geen terugwerkende kracht, zodat reeds verrichte vereffeningshandelingen geldig blijven. Indien blijkt of voorzienbaar is dat derden door de gang van zaken met betrekking tot de ontbinding en de herroeping daarvan nadeel (kunnen) ondervinden, staat dat in de weg aan de herroeping, tenzij de besloten vennootschap compensatie of garanties biedt of anderszins zekerheid stelt.

Het besluit tot herroeping heeft eerst rechtsgevolg indien de rechter overeenkomstig art. 2:19 lid 2 BW op verzoek van de besloten vennootschap een daartoe strekkende verklaring heeft gegeven. De in kracht van gewijsde gegane uitspraak wordt met overeenkomstige toepassing van art. 2:19 lid 2 BW door de zorg van de griffier ingeschreven in de registers waar de besloten vennootschap is ingeschreven.

De besloten vennootschap dient de rechter in staat te stellen te beoordelen of in de omstandigheden van het geval door de herroeping geen afbreuk wordt gedaan aan de eisen van rechtszekerheid en de rechten en belangen van derden.

Daartoe dient de besloten vennootschap in ieder geval de informatie te verschaffen die nodig is om te beoordelen of is voldaan aan hetgeen hiervoor in 5.3.2-5.3.5 is vermeld. Hierbij past dat tevens wordt vermeld wat de reden is voor de herroeping en welk belang daarbij bestaat. Tot die informatie behoort ten minste het ontbindingsbesluit, het herroepingsbesluit, een beschrijving van hetgeen in de tussenliggende periode met betrekking tot de besloten vennootschap is geschied, en de opgave van de vermogenstoestand van de besloten vennootschap in de hiervoor in 5.3.3 vermelde zin. Tevens zal een verklaring van een accountant moeten worden overgelegd die een zodanig inzicht geeft dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent die vermogenstoestand. Ook anderszins zal de voor de beslissing relevante financiële informatie in het geding moeten worden gebracht, zoals jaarrekeningen of andere (financiële) gegevens van de ontbonden besloten vennootschap.

Uit de in het geding te brengen informatie zal moeten blijken dat en op welke wijze bij de herroeping is voldaan aan de hiervoor in 5.2.4 en 5.3.4 vermelde eisen, met welke derden rekening moet worden gehouden, alsmede in hoeverre na de ontbinding vereffeningshandelingen zijn verricht.

De rechter bepaalt wie met het oog op de behandeling van het verzoek als belanghebbenden worden opgeroepen (art. 279 lid 1 Rv). De rechter kan tevens bepalen dat en op welke wijze anderen dan de op te roepen belanghebbenden, eventueel door middel van openbare bekendmaking, moeten worden ingelicht over het ingediende verzoek.”

Moet herroeping geschieden binnen een vaste termijn?

foto.Kantoorfiets

Foto SvS (iPhone 5s)

 

Door het tweede middelonderdeel werd betoogd dat indien al wordt aangenomen dat een ontbindingsbesluit kan worden herroepen, de rechtszekerheid vraagt om een (korte) vaste termijn voor herroeping. Ook hier was mijn verweer succesvol. De Hoge Raad oordeelt namelijk:

“Onderdeel II faalt eveneens. Uit hetgeen hiervoor in 5.2.2-5.3.9 is overwogen, volgt dat niet in algemene zin een termijn geldt waarbinnen herroeping van een ontbindingsbesluit van een besloten vennootschap moet plaatsvinden. De tussen het ontbindingsbesluit en het herroepingsbesluit verstreken tijdsduur kan een relevante omstandigheid zijn bij de beantwoording van de vraag of in de omstandigheden van het geval door de herroeping afbreuk wordt gedaan aan de eisen van rechtszekerheid of de rechten en belangen van derden, maar het onderdeel bevat geen daarop gerichte klachten.”

En in casu?

Het derde onderdeel strekte er (mede) toe te klagen dat het hof niet onderzocht had of de door verzoeksters tot cassatie aangevoerde argumenten (samengevat in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5.6) meebrengen dat in de omstandigheden van het geval door de herroeping afbreuk wordt gedaan aan de eisen van rechtszekerheid of de rechten en belangen van derden. Uitsluitend op dit punt heeft de Hoge Raad de bestreden beschikking van het hof vernietigd en te dezen de zaak verwezen naar het Bossche Hof. De Raad heeft daarbij bepaald dat partijen desgewenst hun stellingen kunnen aanpassen naar aanleiding van hetgeen in dit arrest is overwogen. Mijn cliënten, verweersters in cassatie, zijn (dus) in elk geval op de principiële punten in het gelijk gesteld. Wij zullen zien hoe het Bossche hof zal oordelen.