Noviomagus.  Ditmaal een kritisch stuk over het in het NJB van komend weekend te lezen Vooraf van Tom Barkhuysen. Dit Vooraf heeft als titel: Bed, bad en brood voor uitgeprocedeerde asielzoekers. De portee is dat Nederland verdragsrechtelijk gehouden is om bed, bad en brood te bieden aan uitgeprocedeerde asielzoekers en vreemdelingen zonder verblijfsvergunning die te onzent geen opvang krijgen als zij niet meewerken aan hun uitzetting.

Drogreden

Uiteindelijk is een loyale naleving van de betreffende verdragen in Nederlands belang, meent Barkhuysen:

“Als immers alle landen in Europa de daaruit voortvloeiende minimumstandaarden naleven, wordt een race to the bottom wat betreft de opvang van asielzoekers voorkomen. Daarmee wordt het argument van de aanzuigende werking – wat daarvan ook zij – verder gerelativeerd, terwijl tegelijkertijd problemen met rondzwervende uitgeprocedeerde asielzoekers zoveel mogelijk worden voorkomen. Maar uiteindelijk is het natuurlijk vooral een kwestie van menselijke beschaving.”

Wat een drogredenering! Het probleem zit ‘m natuurlijk al meteen in het woordje “{…} Als {…}”. Immers, als niet alle landen de minimumstandaarden naleven, blijft er aanzuigende werking. Verder –  dit terzijde – is het wel mede mijn belastinggeld.

Maar er is meer.

 

foto.Zevenheuvelenloop

Zevenheuvelenloop afgelopen zondagmiddag, bezien vanuit mijn kantoor (foto SvS, iPhone 6)

Is het immers ‘natuurlijk vooral een kwestie van menselijke beschaving’?

Het ‘een kwestie van menselijke beschaving’- argument

Dat argument van Barkhuysen is een dooddoener.

Ten eerste gaat het (dus) om niet meewerkende vreemdelingen, die een rechterlijke procedure hebben kunnen voeren die voldoet aan art. 6 EVRM. Er komt een moment waarop lankmoedigheid ophoudt een deugd te zijn, om de woorden te bezigen die decennia geleden uitgesproken zijn door een Nederlandse premier.

Ten tweede denk ik aan een overweging uit een door het Hof Amsterdam op 11 januari 2001 gewezen arrest (KG 2001, 63).

Schrijnend, maar niet te schrijnend

Met voornoemde overweging had ik in een eerdere praktijk – meer mag ik er niet over zeggen – te maken:

“5.14  Zulke klemmende omstandigheden van humanitaire aard zijn in dit geval niet aannemelijk geworden. Het kind van Amir Hussein is niet zo jong dat, ook al beschikt Amir Hussein niet over vervangende woonruimte, ontruiming te schrijnend is en omtrent het leven en welzijn van moeder en kind zijn geen zodanig bijzondere ernstige omstandigheden gesteld of aannemelijk gemaakt dat ontruiming op zeer korte termijn inhumaan zou zijn. Ontruiming is ook niet in strijd met artikel 27, derde lid , van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (Verdrag van 20 november 1989, Trb. 1990, 170; rectificatie Trb. 1997, 83), zoals Amir Hussein ten slotte heeft gesteld. Daargelaten of dit verdrag rechtstreekse werking heeft, houdt deze bepaling niet in dat het COA Amir Hussein en haar kind opvang in een opvangcentrum dient te (blijven) bieden en aldaar van voeding, kleding of huisvesting dient te (blijven) voorzien, noch de plicht voor de overheid om ieder die Nederland binnenkomt opvang te bieden.”

Mij ontgaat dat het Amsterdamse Hof een beslissing genomen zou hebben die in een beschaafd land niet genomen zou worden. Ik zeg niet dat Nederland zich niet aan verdragen moet houden, maar wèl dat het ‘kwestie van menselijke beschaving’-argument een holle kreet kan zijn. En ik begrijp wel dat sommigen vinden dat verdragsbescherming soms doorschiet, en dat hier en daar (gedeeltelijke) opzegging van verdragen bepleit wordt.

Een link naar voornoemd Vooraf staat HIER.