Noviomagus. Deze week checkte ik even iets in gezaghebbende boeken over appèlprocesrecht. In al deze boeken werd verwezen naar HR 26 oktober 2001, NJ 2001, 665. Dit arrest is niet alleen interessant omdat het een soort Boon/Van Loon II is, maar ook omdat het importantie heeft voor het appèlprocesrecht.

foto.Oosterpark.1

Nadere omlijning van het hoger beroep

In casu kwam het Bossche Gerechtshof onder meer tot het oordeel dat voor zover de man zijn in eerste aanleg aangevoerde argumenten ten aanzien van de verknochtheid en de redelijkheid en billijkheid herhaald had, het Hof daarop niet in kon gaan om de reden dat daaromtrent bij tussenvonnis van de Roermondse Rechtbank beslist was en tegen dit tussenvonnis geen hoger beroep ingesteld was. In de zijdens de man uitgebrachte appèldagvaarding was de vrouw alleen aangezegd dat de man appelleerde tegen het eindvonnis van de Rechtbank.

Ik stelde voor de man cassatieberoep in en richtte onder meer tegen voornoemd oordeel een middel. De Hoge Raad casseerde vervolgens. Hij oordeelde ten aanzien van dit middel:

„Het middel is gegrond. In het algemeen heeft een appellant die in zijn appeldagvaarding niet tevens de vernietiging heeft gevorderd van de aan het beroepen vonnis voorafgaande tussenvonnissen, de vrijheid om niettemin bij de nadere omlijning van zijn hoger beroep in zijn memorie van grieven ook grieven te richten tegen beslissingen in deze voorafgaande tussenvonnissen, indien deze nog niet in een eerder appel door hem zijn bestreden en voor zover zij niet, doordat daarin aan enig deel van het gevorderde door een uitdrukkelijk dictum een einde is gemaakt, tevens een eindvonnis zijn (vgl. HR 22 oktober 1993, nr. 15099, NJ 1994, 509). Nu de grieven van de man niet anders kunnen worden verstaan dan dat zij tevens gericht zijn tegen het vermelde tussenvonnis, is ’s Hofs door het middel bestreden oordeel onjuist.”

Het is mooi om na al die jaren te bemerken dat NJ 2001, 665 een arrest is dat er nog steeds toe doet.

Een link naar het arrest staat HIER.