FullSizeRender

Ten kantore van mr. Frank van den Assem (foto Frank van den Assem, iPhone 6)

Noviomagus. Art. 6:77 BW is van groot belang voor het centrale verbintenissenrecht. Het bepaalt:

„Wordt bij de uitvoering van een verbintenis gebruik gemaakt van een zaak die daartoe ongeschikt is, dan wordt de tekortkoming die daardoor ontstaat de schuldenaar toegerekend, tenzij dit, gelet op inhoud en strekking van de rechtshandeling waaruit de verbintenis voortspruit, de in het verkeer geldende opvattingen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk zou zijn.”

Het belang van dit wetsartikel spreekt voor zich. In zijn meest recente Vooraf in het NJB illustreert Ton Hartlief, hoogleraar te Maastricht en de nr. 1 van ons aansprakelijkheidsrecht, het belang van dit wetsartikel voor het medische aansprakelijkheidsrecht. In dit Vooraf is de ’tenzij’ van dit wetsartikel aan de orde. Onderken dat dit wetsartikel (dus) niet de formulering kent  ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ (zoals in art. 6:248 lid 2 BW): de ’tenzij’ houdt in dat toerekening „onredelijk” is.

Dit Vooraf is een instructief stuk en een must voor iedere civilist. Lijkt me ook fraai voor iedere syllabus voor Burgerlijk recht in de propedeuse, omdat het Vooraf laat zien hoe belangrijk voornoemd wetsartikel is. Lezen!

Een link naar voornoemd Vooraf staat HIER.