Arnhem. Iedereen kent wel de uitdrukking: ‘Ik had geen tijd om een korte brief te schrijven en dus is het een lange geworden’. Het kost heel veel moeite en tijd om een ingewikkeld probleem kort en toch volledig op te schrijven. Ik heb daarmee enige ervaring in de rechtspraak. Mijn pogingen om ultrakorte concepten te schrijven zijn vaak gestrand op de tegenwerping: dit gaan de lezers niet begrijpen. Dus spel het helemaal uit, was de boodschap. Wie kennis heeft van de uitspraken van de civiele kamer van de Hoge Raad uit de tijd van Martens en Snijders weet dat de een heel kort was en de ander heel lang en beiden waren uitstekende juristen. Wat ik hiermee wil zeggen, is dat je over de lengte van juridische stukken heel verschillende visies kunt hebben en heel verschillende resultaten kunt laten zien. Ik vind het dus geen goed idee om de lengte van processtukken te beteugelen door het voorschrijven van een maximaal aantal bladzijden (of veel exacter: aantal woorden).
„het onaantastbare recht van partijen”
Ik heb daartegen ook een bezwaar van principiële aard. Het is het onaantastbare recht van partijen om de wijze waarop zij een geschil aan de rechter willen presenteren, zelf te bepalen. Zij zitten straks ook met de brokken als ze het verkeerd gedaan blijken te hebben. Van de partijautonomie is niet heel veel overgebleven, maar wel het recht om zelf te bepalen of een zaak bij de rechter komt en hoe die dan wordt ingekleed. Ik heb ook een praktisch bezwaar tegen het limiteren van processtukken. Geen procedure is hetzelfde en geen geschil lijkt op een ander geschil. Soms is het mogelijk de zaak feitelijk en juridisch kort uit te leggen, maar soms zijn er heel veel woorden nodig, alleen al om uit de doeken te doen wat er is voorgevallen.
„Met die onzin van 25 bladzijden moet het maar gauw afgelopen zijn.”
Ten slotte zie ik ook een juridisch bezwaar tegen de voorgestelde beperking. Ik kan geen wettelijke basis vinden waarop een dergelijke beperking kan berusten. De goede procesorde lijkt me een te onbepaald begrip om hier te gebruiken en het uitgangspunt dat de rechter de regie heeft over de procedure is ook niet voldoende. Als rechters te weinig tijd hebben voor alle lange stukken, moeten er meer rechters komen. Als een partij met de lengte van haar stukken het zicht op de zaak ontneemt, moet de rechter om uitleg vragen. Als er problemen zijn voor de rechtspraak doordat advocaten zich te buiten gaan aan ellenlange verhalen die niet nodig zijn, moet daarover met elkaar worden gesproken, zoals ook is voorgesteld in het debatje dat in het laatste Advocatenblad (2021, blz. 10 t/m 15) is weergegeven. Ooit heb ik na grondige bestudering van de stukken, de dossiers aan partijen geretourneerd met de boodschap: het spijt me maar ik kan hiervan geen chocola maken. Nooit meer iets van vernomen. Het minste dat je als rechter mag verwachten, is dat de zaak zo wordt gepresenteerd, dat je een verantwoorde beslissing kan nemen. Met die onzin van 25 bladzijden moet het maar gauw afgelopen zijn.