Zicht op de Groesbeekseweg vanuit kantoor, hedenmiddag om 16.20 uur (foto SvS, iPhone 13 Pro Max)

Noviomagus. Op 9 januari jl. vestigde ik in een bericht op deze blog (MEER) de aandacht op een door mij – met medewerking van kantoorgenoot mr. Joost Moorman, sinds april dit jaar ook advocaat bij de Hoge raad – uitgelokt casserend arrest dat een dag eerder gewezen was. In dit arrest gaat het onder meer om het recht van de faillissementscurator om een levensverzekering over te dragen. Art.  22a lid 2, tweede volzin, Fw bepaalt dat de curator slechts met schriftelijke toestemming van de verzekeringnemer bevoegd is tot overdracht van de verzekering. In de Nederlandse Jurisprudentie (2021/286) is dit arrest gepubliceerd met daaronder een noot van Frank Verstijlen. Eerder is het arrest ook al geannoteerd, namelijk door zowel Sjef Bartels (JOR 2021/76), als Bas Ebels (JIN 2021/25).

In genoemd arrest heeft de Hoge Raad niet zover willen gaan om te oordelen dat overdracht van een levensverzekering buiten de boedel valt voor zover de begunstigde of verzekeringnemer onredelijk zou worden benadeeld. Dit ‘onredelijke benadeling’-criterium, dat ingevolge het eerste lid van art. 22a Fw van toepassing is op het afkopen van de verzekering en het wijzigen van de begunstiging, kan derhalve, anders dan volgens het door mij opgestelde cassatiemiddel, niet analoog op de overdracht toegepast worden. Bij zijn gecasseerde eindarrest heeft het Gerechtshof ’s Hertogenbosch echter, zoals dit cassatiemiddel voorts klaagde, onvoldoende rekening gehouden met omstandigheden die erop duiden dat de gefailleerde niet goed op de hoogte was van de bescherming die art. 22a Fw hem bood. Dit was voor de Hoge Raad de reden om te casseren.

Verstijlen wijst er in zijn NJ-noot op dat deze zaak licht werpt op een onderbelicht aspect van het takenpakket van de curator. Immers, de curator is weliswaar primair belast met het beheer en de vereffening van de boedel in het belang van de schuldeisers, maar daarnaast moet hij ook rekening houden met de belangen van de schuldenaar, zoals reeds onderkend was in subonderdeel 2.1 van het middel. De curator heeft (dus) een vergewis- en attenderingsplicht jegens de gefailleerde, omdat – in de woorden van Verstijlen –  ,,(o)nwetendheid van de schuldenaar {…} de bescherming van art. 22a lid 2 Fw ineffectief (maakt)”. Indien de schuldenaar toestemming verleent aan de overdracht van de levensverzekering, verliest hij bijgevolg de bescherming die het ‘onredelijke benadeling’-criterium uit het eerste lid van art. 22a Fw hem verschaft, zo volgt uit het arrest van de Hoge Raad. Het is aan de curator om zich ervan te vergewissen dat de gefailleerde voldoende geïnformeerd een beslissing kan nemen.

Dit arrest brengt Verstijlen ertoe om zich op Twitter (MEER) bij wijze van grap af te vragen of de curator ook pensioenadviseur is. De curator moet de gefailleerde wel attenderen op zijn rechten, maar de vergewis- en attenderingsplicht gaat volgens hem niet zo ver.