foto.bureau.aug.2016

Foto Sylvia Kuster – ten Bhömer (iPhone 6s)

Noviomagus. Op deze blog wordt niet ingegaan op zaken die bij de Hoge Raad nog aanhangig en derhalve nog onder de cassatierechter zijn. Behalve in zaken waarin ik als advocaat bij de Hoge Raad optreed, is dit (soms) anders indien nog voordat de Hoge Raad uitspraak gedaan heeft op ’s Raads website een conclusie van de Procureur-Generaal, doorgaans namens deze een advocaat-generaal, gepubliceerd is.

In (kort gezegd) de Meavita-zaak is door de ondernemingskamer wanbeleid vastgesteld en in haar – 191 pagina’s omvattende – beschikking wordt vermeld op de laatste pagina dat deze is  „gegeven”  op 6 juni 2014 en in het openbaar „uitgesproken”  is op 2 november 2015, terwijl daarin tevens vermeld wordt dat op 4 en 5 juni 2014 pleidooien plaatsvonden. Reeds de dag na die pleidooien zou die beschikking van 191 pagina’s (dus) „gegeven”  zijn.
De voorzitter van de ondernemingskamer  was per 1 mei 2015 gedefungeerd als rechter wegens het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar, en bij brieven van de secretaris van de ondernemingskamer van 22 december 2014, 13 februari 2015, 27 mei 2015 en  27 oktober 2015 was telkens aan partijen bericht dat later dan eerder aangekondigd uitspraak zal worden gedaan.

A-G Vino Timmerman schrijft, droogjes, in zijn gisteren op ’s Hogen Raads website gepubliceerde, tot vernietiging strekkende conclusie (§ 3.3) dat het niet verbazend is dat dit feitencomplex vragen van formele aard opgeroepen heeft, en dat het vooral gaat om de vraag of een rechterlijk beslissing nog op schrift kan worden gesteld en uitgesproken (mede) op naam van een rechter die – inmiddels – is gedefungeerd. Geciteerd zij verder uit de tekst die op ’s Hogen Raads website (Nieuws) is geplaatst:

„De advocaat-generaal is (mede op grond van diverse eerdere uitspraken van rechterlijke colleges) van oordeel dat het geven van een beschikking of wijzen van een vonnis plaatsvindt wanneer alle rechters die over zaak beslissen zich met de uiteindelijke tekst van de uitspraak hebben verenigd. De advocaat-generaal acht het uitgesloten dat dit op 6 juni 2014 is gebeurd, onder andere omdat het doen van de uitspraak na 6 juni 2014 verschillende keren is uitgesteld (voor het laatst op 27 oktober 2015) en de desbetreffende uitspraak 191 pagina’s telt. In de zaak over Meavita levert het voorgaande een probleem op, omdat de voorzitter van de ondernemingskamer per 1 mei 2015 vanwege het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar zijn functie heeft neergelegd. Het gevolg hiervan is dat de Meavita-beschikking niet is tot stand gekomen met het voorgeschreven aantal rechters. Dit leidt naar het oordeel van de advocaat-generaal tot nietigheid van de wanbeleid-beschikking.”