Noviomagus. Op woensdag 17 dezer verdedigt Pauline Kruiniger te Maastricht haar proefschrift. Het onderwerp betreft een praktisch probleem op het terrein van het ipr waarvoor Pauline de oplossing ziet in een daarvoor in het leven te roepen EG-verordening.

foto.Pauline

Pauline Kruiniger

De titel van Paulines dissertatie is  Islamic divorces – Bridging the gap between european and islamic legal orders. Pauline heeft mij uitdrukkelijk en zonder enig voorbehoud toestemming gegeven om de valorisatie van haar dissertatie te publiceren. De bijna  integrale tekst van voornoemde valorisatie lees je hieronder.

Valorisatie

De niet-ingewijde zal zich – terecht – afvragen wat verstaan moet worden onder ‘erkenning van echtscheidingen’. Immers, wanneer een persoon gescheiden is in overeenstemming met het rechtssysteem van een bepaald land, mag die persoon er toch ook vanuit gaan dat hij of zij vanaf dat moment automatisch ook in andere landen als gescheiden beschouwd kan worden? Dat blijkt echter niet zo vanzelfsprekend: de echtscheiding is dan weliswaar rechtsgeldig tot stand gekomen in dat betreffende land, maar moet vervolgens erkend, dat wil zeggen ‘geaccepteerd’, worden door het rechtssysteem van andere landen om ook aldaar rechtsgevolg te kunnen hebben. De erkenning van vreemde echtscheidingen wordt geregeld door het internationaal privaatrecht (ipr). Dit rechtsgebied houdt zich bezig met privaatrechtelijke rechtsverhoudingen die internationale elementen bevatten; het ipr beoogt een efficiënte en rechtvaardige oplossing te bieden in grensoverschrijdende privaatrechtelijke conflicten, onder andere om tegemoet te komen aan gerechtvaardigde verwachtingen van partijen.

Hoewel echtscheiding een wereldwijd voorkomend fenomeen is, zijn haar vormen, wijzen van totstandkoming en procedures wereldwijd niet uniform. Het echtscheidingsrecht en het erkenningsbeleid ten aanzien van vreemde echtscheidingen van een bepaald land worden mede vormgegeven door de in dat land dominante historisch, cultureel en religieus bepaalde opvattingen over echtscheiding. Het onderhavige onderzoek komt voort uit de conflicten (of problemen) die zich voor kunnen doen ten gevolge van de – historisch, religieus en cultureel bepaalde – verschillen in die vormen, wijzen van totstandkoming en procedures van echtscheiding wanneer het erkenningsbeleid voor echtscheidingen in Europese staten geconfronteerd wordt met ‘islamitische’ echtscheidingen.[1] Vanwege de omvangrijke migratie van moslims naar Europese staten komen autoriteiten en juridische professionals in deze staten, zoals wetgevers, beleidsmakers, ambtenaren Burgerlijke Stand, rechters, advocaten, notarissen, consulair medewerkers en diplomaten, met name sinds de jaren zestig van de vorige eeuw in aanraking met verschillende vormen van deze echtscheidingen, waaronder de verschillende modaliteiten van de op verstoting gebaseerde echtscheidingen.

Er wordt echter vaak vanuit gegaan dat met name de op verstoting gebaseerde echtscheidingsvormen het Europese fundamentele gender-gelijkheidsbeginsel schenden. Dat beginsel komt onder andere tot uiting in het recht op gelijke toegang van man en vrouw tot de echtscheiding en in gelijke procedurele rechten van man en vrouw. Om die reden worden dergelijke echtscheidingen vaak niet erkend in Europese landen. Niet-erkenning van een echtscheiding leidt echter tot een situatie van hinkende rechtsverhoudingen: iemand wordt als gescheiden beschouwd in het ene land, maar als nog gehuwd in het andere land. Een dergelijke situatie heeft allerlei ingrijpende gevolgen, zoals het niet opnieuw kunnen trouwen of het moeten doorlopen van een nieuwe echtscheidingsprocedure, of geen aanspraak kunnen maken op bepaalde (sociale) voorzieningen vanwege de gehuwde staat. Een situatie van hinkende rechtsverhoudingen schendt voorts het recht op ‘family life’, en tast de rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en gerechtvaardigde verwachtingen van mensen over continuïteit van hun burgerlijke staat, aan. Een dergelijke situatie kan ook leiden tot een belemmering van het vrij verkeer van ingezetenen binnen Europa.

De vraag is derhalve hoe Europa of Europese autoriteiten met de verschillende modaliteiten van ‘islamitische’ echtscheidingen kunnen en moeten omgaan. Deze vraag roept de volgende twee subvragen op: (1) moeten, en zo ja in hoeverre, Europese rechtssystemen via hun erkenningsbeleid de juridische verschillen die voortkomen uit ‘islamitische’ rechtsinstituten zoals de verstoting erkennen en inpassen? En (2) welke juridische oplossingen kunnen behulpzaam zijn bij het omgaan met de verschillende modaliteiten van met name de op verstoting gebaseerde echtscheidingen?

Het onderzoek richtte zich ten eerste op het in kaart brengen van de problemen die zich rond de erkenning van met name de op verstoting gebaseerde echtscheidingen voordoen. Daartoe werd het echtscheidingsrecht en de echtscheidingspraktijk in Egypte, Iran, Marokko en Pakistan (deel I) en het erkenningsbeleid van Engeland, Frankrijk en Nederland uiteengezet en geanalyseerd (deel II). Tenslotte worden concrete voorstellen gedaan voor oplossingen voor de erkenningsproblematiek van ‘islamitische’ echtscheidingen (deel III).

Ten behoeve van de valorisatie van de kennis die voortkomt uit dit onderzoek, zal allereerst de maatschappelijke relevantie van dit rechtsvergelijkende en Engelstalige proefschrift beschreven worden (paragraaf 1). Vervolgens wordt de daarmee samenhangende vraag beantwoord voor welke doelgroepen buiten de wetenschap de onderzoeksresultaten van belang zijn en waarom (paragraaf 2). Daarna wordt uiteengezet in welke concrete producten of activiteiten de onderzoeksresultaten worden vertaald en vormgegeven (paragraaf 3). Het innoverend karakter van dit onderzoek wordt vervolgens beschreven (paragraaf 4). Tenslotte komen de planning en de realisatie van het valorisatie-traject in termen van vormgeving en kosten, aan de orde (paragraaf 5).

  1. Maatschappelijke en economische relevantie

De (niet-)erkenning van ‘islamitische’ echtscheidingen in Europa en met name van de op verstoting gebaseerde echtscheidingen is een probleem, onder meer omdat daardoor het fundamentele Europese recht van vrij verkeer van personen van de ingezetene of burger die van de ene naar de andere EU-lidstaat migreert, kan worden belemmerd. De maatschappelijke en economische relevantie van het onderzoek bestaat ten eerste hieruit dat het onderzoek duidelijk maakt waarom dat problematisch is en hoe dat komt. Het onderzoek toont aan dat, afgezien van het feit dat in Europa verondersteld wordt dat met name de op verstoting gebaseerde echtscheidingen het fundamentele Europese beginsel van gender-gelijkheid schenden, ten minste twee belangrijke tekortkomingen zich in verband met de erkenning voordoen (zie par. 1.2.). Ten eerste worden het eigen-aardige rechtskarakter van de verschillende verschijningsvormen van de op verstoting gebaseerde echtscheidingen niet altijd correct begrepen door de verschillende autoriteiten in Europese staten. Dit kan leiden tot kwalificatieproblemen en vervolgens tot situaties van hinkende rechtsverhoudingen wanneer ten gevolge van een verkeerde kwalificatie een op verstoting gebaseerde echtscheiding niet erkend wordt (zie deel II, met name par. 16.2.2). Ten tweede bestaat er een grote ongelijkheid in benadering van deze (op verstoting gebaseerde) echtscheidingsvormen en dientengevolge een grote diversiteit aan erkenningsbeleid tussen de verschillende Europese staten (zie deel II en de hoofdstukken 19 en 20 in deel III). Ten gevolge hiervan kunnen eveneens hinkende rechtsverhoudingen ontstaan wanneer de ene EU-lidstaat wel een op verstoting gebaseerde echtscheiding erkent en de andere EU-lidstaat niet. Een dergelijke situatie belemmert weer het fundamentele Europese recht van vrij verkeer van personen van de ingezetene of burger die van de ene naar de andere EU-lidstaat migreert en van wie het huwelijk ontbonden is door een ‘islamitische’ echtscheiding.

Deel II toonde nog meer tekortkomingen aan die samenhangen met de beoordelingsvraag naar erkenning, zoals de beoordeling van de erkenning van een en dezelfde op verstoting gebaseerde echtscheiding door verschillende autoriteiten met als mogelijk gevolg een verschillende beoordeling; of de keuze voor een abstracte benadering van de erkenningsvraag. Een ander bezwaar betreft een instrumenteel of politiek gebruik van het erkenningsbeleid door bijvoorbeeld de politieke wens om (moslim)immigratie te beperken, een rol te laten spelen. Al deze tekortkomingen kunnen resulteren in een erkenning van de op verstoting gebaseerde echtscheiding onder te strikte voorwaarden, een onterechte erkenning, maar ook in een onterechte niet-erkenning met als gevolg een hinkende rechtsverhouding met alle schadelijke gevolgen van dien.

De gevolgen van hinkende rechtsverhoudingen kunnen bijvoorbeeld leiden tot het opnieuw moeten doormaken van een echtscheidingsprocedure, hetgeen extra kosten voor partijen, maar ook een extra belasting van de rechterlijke macht en dientengevolge extra kosten betekent. De gevolgen bestaan ook uit rechtsonzekerheid, rechtsongelijkheid, het beschamen van de gerechtvaardigde verwachtingen van de betrokkenen en schending van fundamentele Europese rechten zoals het recht op ‘family life’, het recht om te (her-)trouwen en het recht op vrij verkeer van personen binnen de EU en de niet-toegankelijkheid tot bepaalde sociale voorzieningen. Kortom, de eenheid, stabiliteit en continuïteit van iemands personele staat – en dus een adequaat en correct erkenningsbeleid – vertegenwoordigen een maatschappelijk en economisch belang.

De maatschappelijke en economische relevantie van dit onderzoek blijkt voorts uit het feit dat het onderzoek inzicht verschaft in het – soms moeilijk toegankelijke – echtscheidingsrecht en de echtscheidingspraktijk van vier landen met een op islamitisch recht gebaseerd familierecht (Egypte, Iran, Marokko en Pakistan) en in het onderliggende klassieke islamitisch echtscheidingsrecht door gedetailleerde uiteenzettingen daarvan. Deel I van het proefschrift komt daarmee tegemoet aan de geconstateerde noodzaak om meer kennis over deze rechtsstelsels ter beschikking te hebben. Dit blijkt uit de hierboven vermelde tekortkoming dat met name de op verstoting gebaseerde echtscheidingen niet altijd correct gekwalificeerd worden ten gevolge van onvoldoende kennis over het eigen-aardige rechtskarakter daarvan. Deel I van het proefschrift toont aan dat ‘de’ verstoting niet bestaat en dat er een grote rechtsverscheidenheid bestaat binnen het ‘islamitische’ echtscheidingsrecht. Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen bijvoorbeeld de op verstoting gebaseerde echtscheidingen waarbij gerechtelijke tussenkomst wettelijk verplicht is (Iran en Marokko) en dergelijke echtscheidingen waarbij de wetgeving alleen voorziet in een verplichte registratie- of kennisgevingsprocedure (Egypte en Pakistan) of dergelijke echtscheidingen waarbij enige wettelijke procedure zelfs ontbreekt. Hiermee toont dit deel ook aan dat een op verstoting gebaseerde echtscheiding niet altijd als onverenigbaar met eerder genoemde fundamentele gender-gelijkheidsrechten beschouwd hoeft te worden. Met deze kennis kunnen interpretatie- en kwalificatieproblemen voorkomen worden en daardoor onterechte hinkende rechtsverhoudingen met alle juridische, sociale, financiële/economische consequenties van dien.

Bovendien vult het proefschrift met de hoofdstukken over het Iraanse en Pakistaanse echtscheidingsrecht een leemte in de Nederlandse rechtspraktijk, omdat onderzoek naar islamitisch (echtscheidings-)recht zich tot dusverre vooral concentreerde op het Egyptische, Indonesische en Marokkaanse recht (zie ook par.1.7).

Ten derde blijkt de maatschappelijke en economische relevantie van dit proefschrift uit het feit dat het onderzoek resulteerde in oplossingen op nationaal en EU niveau voor de geconstateerde tekortkomingen rond de vraag naar erkenning van op verstoting gebaseerde echtscheidingen. Daartoe werden verschillende soft en hard law instrumenten voorgesteld en geanalyseerd op doeltreffendheid en haalbaarheid.

De besproken soft law instrumenten zoals richtlijnen, handboeken, juridisch onderwijs en trainingen zijn relevant, omdat ze alle migranten na een ‘islamitische’ echtscheiding ongeacht hun status in Europa, ten goede zullen komen (zie par. 20.1 deel III). Deze instrumenten voorzien immers de verschillende betrokken actoren van de nodige kennis van het ‘islamitisch’ echtscheidingsrecht en het internationaal familierecht. Hierdoor zullen een correcte kwalificatie van de verschillende op verstoting gebaseerde echtscheidingsmodaliteiten en correcte besluiten over de erkenning bevorderd worden. Er werd tevens gewezen op de voordelen van richtlijnen: (1) hun vermogen om in hard law over te gaan bij consequente en consistente toepassing; (2) hun flexibiliteit en mogelijkheid tot snelle aanpassing; (3) hun eventuele gemakkelijke toegankelijkheid via internet; (4) hun overredingskracht.

De relevantie van de Principles of European Family Law on the Recognition of Third-State Divorces is gelegen in het feit dat het een instrument is dat harmonisatie binnen Europa kan bevorderen (zie par. 20.2 deel III). Ze vormen om die reden een mogelijkheid om de eerder genoemde problemen aan te pakken. Deze Principles beogen immers om de erkenning van in principe alle op verstoting gebaseerde echtscheidingsmodaliteiten, zelfs van de modaliteiten die zonder procedure tot stand zijn gekomen, mogelijk te maken teneinde hinkende rechtsverhoudingen te voorkomen, waarbij er naar gestreefd wordt om de rechten en belangen van vrouwen te beschermen.

Van alle onderzochte hard law instrumenten blijkt een Europese verordening die ziet op de wederzijdse erkenning van beslissingen, documenten of certificaten uit een EU-lidstaat over de erkenning van derde-staat echtscheidingen in andere EU-lidstaten, het meest relevante en geschikte hard law instrument te zijn (zie par. 20.3 deel III). Het onderzoek toont aan dat het op dit moment het meest haalbare en meest doeltreffende (hard law) instrument is. Omdat dit instrument het probleem van de discontinuïteit van de personele staat ten gevolge van migratie van mensen na een ‘islamitische’ echtscheiding tegengaat, bevordert het ook het recht op vrij verkeer van ingezetenen binnen Europa.

Het onderzoek toont verder aan dat verdragen met derde-staten die zien op wederzijdse erkenning van echtscheidingen inclusief op verstoting gebaseerde echtscheiding, minder relevantie hebben (zie par. 20.4 deel III). Dergelijke multilaterale verdragen blijken (nog) niet te bestaan; er zijn wel bilaterale verdragen dienaangaande gesloten, zoals bijvoorbeeld tussen Frankrijk en Marokko en tussen Frankrijk en Egypte (zie h. 15 deel II). Het sluiten van een zo’n bilateraal verdrag door lidstaten is zelfs niet wenselijk, omdat het de diversiteit aan erkenningsbeleid binnen de EU en de diversiteit binnen een erkenningsbeleid zal doen toenemen. Bovendien moet de relevantie van dergelijke verdragen niet overschat worden, omdat niet-naleving van zo’n verdrag door een of meerdere van de verdragsstaten het doel van het verdrag illusoir maken. Dit werd wel aangetoond door het voorbeeld van de twee bilaterale verdragen tussen Frankrijk en Marokko waar niet-naleving aan Marokkaanse zijde aan de orde was.

Het onderzoek toont ten slotte aan dat de mogelijkheid van een ander hard law instrument, een EU verordening die ziet op de erkenning van derde-staat echtscheidingen inclusief op verstoting gebaseerde echtscheidingen, in de verdere toekomst overwogen zou moeten worden (zie par. 20.4 deel III). Dit instrument heeft dan de grootste maatschappelijke en economische relevantie. Het bereik van een dergelijke verordening strekt zich immers uit tot alle derde-staat echtscheidingen ongeacht de herkomst ervan; het bereik van een verdrag, daarentegen, is beperkt tot die echtscheidingen die afkomstig zijn van derde staten die verdragspartner zijn. Bovendien zou zo’n verordening het antwoord vormen op alle tekortkomingen en problemen rond de erkenning van de op verstoting gebaseerde echtscheidingsmodaliteiten. Het zou immers situaties van hinkende rechtsverhoudingen en de juridische, sociale en financieel/economische gevolgen daarvan (kunnen) voorkomen. Derhalve is het een instrument dat de meeste rechtszekerheid zal bieden en het meeste recht zal doen aan de gerechtvaardigde verwachtingen van betrokkenen.

  1. Doelgroepen (buiten de wetenschap)

Dit onderzoek is niet alleen interessant voor wetenschappers in binnen- en buitenland die zich met deze problematiek bezighouden. Het komt ten eerste de direct betrokkenen ten goede, te weten de ingezetenen of burgers in een Europees land die gescheiden zijn in overeenstemming een met echtscheidingsrecht dat gebaseerd is op islamitisch familierecht. De bevindingen, met name de voorgestelde soft en hard law instrumenten als oplossingen voor de geconstateerde problemen, zijn immers bedoeld om en zullen hun rechtspositie versterken wanneer hinkende rechtsverhoudingen en de daarmee gepaard gaande problemen voorkomen worden (zie ook par. 1.7). Dit komt ook de huidige multireligieuze of multiculturele samenlevingen in Europa ten goede, omdat het de kwaliteit van dergelijke samenlevingen zal bevorderen.

Voorts is dit veelomvattende onderzoek bij uitstek interessant voor de nationale en Europese gerechtelijke en administratieve autoriteiten, zoals wetgevers, beleidsmakers, ambtenaren Burgerlijke Stand en rechters, voor juridische professionals zoals advocaten en notarissen, voor ngo’s en maatschappelijke organisaties en hun medewerkers in Europese landen, en voor een ieder die geïnteresseerd is in deze actuele problematiek. Deel I verschaft hen immers gedetailleerde kennis van en inzicht in de talrijke modaliteiten van de op verstoting gebaseerde echtscheidingen. Dit is van het grootste belang om deze modaliteiten goed te kunnen kwalificeren en om vervolgens de vraag naar hun erkenning correct te kunnen beoordelen. Voorts geeft deel II inzicht in de problemen die een rol kunnen spelen bij de erkenningsvraag van deze echtscheidingen, en in de diversiteit aan nationaal erkenningsbeleid binnen Europa en de gevolgen daarvan. Deel III, ten slotte, voorziet alle doelgroepen, maar met name de (Europese) wetgevers en overheden, van nuttige oplossingen en instrumenten en doet aanbevelingen om met de erkenning van de talrijke modaliteiten van op verstoting gebaseerde echtscheidingen te kunnen omgaan.

  1. Activiteiten/diensten/producten

De onderzoeksresultaten zijn allereerst vormgegeven in het proefschrift, meer in het bijzonder in de tussenconclusies in de hoofdstukken 10, 16 en 21, en in het afsluitende hoofdstuk 22 dat de eindconclusies en aanbevelingen bevat. Het wordt de lezer van het proefschrift aanbevolen om voor een volledig overzicht van het onderzoek voorafgaand aan de onderzoeksresultaten het introducerende, eerste hoofdstuk te lezen dat onder andere het onderwerp, de context, reikwijdte en afbakening, de onderzoeksvragen, de benadering en de methodologie van dit onderzoek uiteen zet.

Resultaten van dit onderzoek zijn (deels) eerder door de auteur gepubliceerd als boek in 2008[2], als hoofdstuk in een boek in 2012 en 2013[3] en als bijdrage in een bundel in 2009[4]. Gedurende de looptijd van het onderzoek werden de resultaten daarvan ook gepresenteerd tijdens diverse nationale en internationale conferenties, symposia, workshops en lunchlezingen (zie voor verwijzingen paragraaf 1.5). De onderzoeksresultaten werden eveneens gebruikt voor presentaties in het kader van het nieuwe NWO-onderzoek ‘marital captivity’, waarin de auteur als postdoc twee projecten uitvoert, op het Ius Commune–congres in november 2013 voor andere wetenschappers en tijdens een presentatie voor migranten- en vluchtelingenorganisaties in april 2014. Voorts hebben diverse interviews met de media over het onderzoek en de resultaten daarvan plaatsgevonden, onder meer met ‘de Observant’, het UM-research magazine[5], UM Research NXT[6] en Spits[7], en radio-interviews met de lokale Limburgse zender L1[8] en de Duitse zender WDR[9].

De onderzoeksresultaten zijn ook vertaald in door de auteur opgestelde adviezen die zijn verstrekt aan particulieren, ngo’s, medewerkers Burgerzaken, advocaten en de rechterlijke macht.

Het ligt in de verwachting dat naar aanleiding van de promotie en het verschijnen van de handelseditie van dit proefschrift meer (deel- en vervolg-)publicaties in internationale, Europese en nationale tijdschriften zullen verschijnen, en presentaties, adviezen en interviews gegeven zullen worden.

  1. Innovatie

Het innovatieve karakter van dit proefschrift is gelegen in het feit dat rechtsvergelijkend onderzoek over de erkenning van ‘islamitische’ modaliteiten van echtscheiding in Europa niet eerder in deze omvang in Nederland of in de ons omringende landen werd uitgevoerd.[10] In het kader van de erkenning van deze echtscheidingen worden niet alleen de problemen die daarmee gepaard gaan, geïdentificeerd en geanalyseerd, juridische oplossingen onderzocht en voorgesteld en aanbevelingen gedaan. Tevens wordt in dit kader het (sterk) van elkaar verschillende echtscheidingsrecht van vier landen met een op islamitisch recht gebaseerd familierecht uiteengezet in deel I van dit proefschrift. Het toont het eigen-aardige en pluriforme karakter van vormen van ‘islamitische’ echtscheidingen bij uitstek aan. Daarmee voorziet het als zodanig al in een oplossing voor de eerder beschreven tekortkoming dat het eigen-aardige rechtskarakter van de verschillende verschijningsvormen van de op verstoting gebaseerde echtscheidingen niet altijd correct begrepen wordt door de verschillende autoriteiten in Europa. Deel I vormt namelijk als een handboek een bron van informatie voor deze autoriteiten.

Voorts voorziet het proefschrift niet alleen in juridische oplossingen voor deze erkenningsproblematiek op nationaal niveau (bijvoorbeeld door juridisch onderwijs, gespecialiseerde trainingen, richtlijnen of protocollen en handboeken), maar ook in juridische oplossingen op internationaal en Europees niveau (bijvoorbeeld door de zogenaamde Principles on the Recognition of Third State Divorces of een Verordening die ziet op de wederzijdse erkenning van beslissingen tot erkenning van derde-staat echtscheidingen in EU lidstaten) en in een een aanbeveling voor een gemeenschappelijke benadering van deze problematiek op EU-niveau (harmonisatie van de erkenning van derde-staat echtscheidingen).

[1] In het navolgende wordt de term “ ‘islamitische’echtscheidingen” vaker gebruikt om die echtscheidingen aan te duiden die afkomstig zijn uit landen met een op islamitisch recht gebaseerd familierecht. Deze echtscheidingen omvatten ook de op verstoting gebaseerde echtscheidsvormen.

[2] P. Kruiniger, Marokkaanse verstotingsvormen in de Nederlandse rechtspraktijk; een juridische beschouwing over de Marokkaanse khulc en talaq in het kader van erkenning in Nederland, Tilburg: Celsus juridische uitgeverij 2008, 238 p.

[3] Pauline Kruiniger, Article 16 of the Women’s Convention and the Status of Muslim Women at Divorce, in: I. Westendorp (ed.), The Women’s Convention Turned 30, (Maastricht Centre for Human Rights), Cambridge, Antwerp, Portland: Intersentia 2012, pp. 363-390.

Pauline Kruiniger, Repudiated by Husband and Europe? A Critical Re-assessment of the Policies of Recognition of Islamic Repudiations in Western Legal Sytems In: The Series of The Hague Academy, Centre for Studies and Research in International Law and International Relations of the Hague Academy of International Law, M.C. Foblets and N. Yassari (eds.), Legal Approaches to Cultural Diversity, Leiden/Boston: Martinus Nijhoff Publishers 2013, pp. 464-520.

[4] Pauline Kruiniger, ‘ De Marokkaanse khulc in Nederland: erkenning of verstoting?’, in: Pauline Kruiniger (ed.), Recht van de Islam 23, Den-Haag: Boom Juridische Uitgevers 2009, pp. 127-139.

[5] Op 10 augustus 2009.

[6] Mei 2010.

[7] Op 28 augustus 2009.

[8] Op 25 september 2009.

[9] Op 8 oktober 2010.

[10] In het door de Europese Commissie gesubsidieerde Religare project dat een gezamenlijk onderzoeksproject was waarin 13 Europese en Turkse universiteiten en onderzoeksinstituten participeerden gedurende de periode 2010-2013, werd onder andere aandacht besteed aan de erkenningsproblematiek van de verstoting in Europa en de vraag hoe Europese rechters en administratieve autoriteiten hiermee om zouden moeten gaan. Hierbij werd door een onderzoeksteam weliswaar een rechtsvergelijkend onderzoek over dit onderwerp binnen Europese staten uitgevoerd, maar geen rechtsvergelijkend onderzoek betreffende het echtscheidingsrecht en de echtscheidingspraktijk van landen met een op islamitisch recht gebaseerd familierecht. Zie <http://www.religareproject.eu>.