Noviomagus. De Heerlense advocaat Roberto Pennino heeft een boek geschreven met als titel David’s Cadillac en als ondertitel Verhalen uit een advocatenleven. Blijkens de inleiding heeft mr. Pennino getracht om een gevarieerde inkijk te geven in het bestaan van een advocaat, althans zijn ervaringen als advocaat.

Hij heeft de essentie van zijn ervaringen beschreven met gebruikmaking van zijn (geanonimiseerde) zaken of elementen daarvan.

Mr. Pennino vertelt wat er zoal gebeurt in het leven van een advocaat, en over dilemma’s, ergernissen, verrassingen, door de keel gierende zenuwen en wat daarvan de reden kan zijn, aan het ambacht klevende nadelen, de doorwerking in het privéleven, en wat het metier zo mooi en gevarieerd maakt. Hij heeft daarbij getracht om het beeld dat de buitenwereld van de advocaat heeft enigszins te nuanceren. Zijn boodschap is dat de mens achter de advocaat veel meer is dan de optelsom van zijn of haar juridische vaardigheden, en van de overwinningen of nederlagen in de rechtbank of aan de onderhandeltafel. In David’s Cadillac wordt het advocatenbestaan geïllustreerd aan de hand van grappige, treurige, stuitende en hartverwarmende anekdotes uit de praktijk van mr. Pennino.

 

Voorpublicatie: hoofdstuk 24

Schrijver dezes heeft mr. Pennino bereid gevonden om de tekst van hoofdstuk 24 van zijn fraaie boek vrij te geven voor publicatie op deze veelgelezen blog. Hoofdstuk 24 van David’s Cadillac gaat over tijdens het voetballen opgelopen letsel dat toegebracht is door een ander. Een overtreding in het voetbalspel wordt niet altijd door een scheidsrechter gezien of gesanctioneerd. En hoe zit het met de civiele aansprakelijkheid? Is er niet zoiets als een verhoogde aansprakelijkheidsdrempel binnen sport en spel?

Mr. Pennino kreeg een zaak voorgelegd waarbij iemand fors letsel opgelopen had als gevolg van een overtreding ‘met gestrekt been’, gepleegd onder verdachte omstandigheden. Althans, dat vond het slachtoffer. De jongen die de overtreding beging, was volgens het slachtoffer de wraakzuchtige ex van zijn vriendin die zijn kans had schoon gezien om hem via een grove overtreding een lesje te leren. Maar hoe bewijs je zoiets? ‘Tackle’ gaat over de vraag wanneer de verhoogde aansprakelijkheidsdrempel binnen sport en spel geldt, met verwijzingen naar onder meer de infame overtreding van Toni Schumacher op Patrick Battiston in 1982 en de beet in de nek van Giorgio Chiellini door Luis Suárez in 2014.

Tackle

Mr. Roberto Pennino

„In geen enkele fase van mijn carrière heb ik overwogen om te werken voor de rechterlijke macht. Van een rechter wordt een helikopterview verwacht. Bovendien moet hij of zij weloverwogen een knoop doorhakken op basis van de juridische argumenten van partijen die de magistraat van dienst van hun tegengestelde, vaak haaks op elkaar staande visies proberen te overtuigen. Een uiterst moeilijke taak in mijn beleving. En ik heb mezelf dat nooit zien doen. Eenzijdig recht zoeken, redeneren louter in het belang van mijn eigen cliënt in plaats van beschouwend rechtspreken – dat heeft mijn voorkeur en daaruit haal ik voldoening.

Bij het zoeken naar bruikbare juridische argumenten is het betrekken van relevante rechterlijke uitspraken uiteraard een belangrijke factor om je ca- sus mee te versterken. Er gaan ontiegelijk veel uren zitten in het lezen van de geldende jurisprudentie. Daarbij kun je niet kort door de bocht gaan, zoals ik me als student in voorbereiding op een tentamen nog wel eens kon veroorloven. Als advocaat moet je gerechtelijke uitspraken aandachtig en zeer nauwgezet bestuderen en daarbij op de kleinste details letten: achtergronden, overwegingen, conclusies en bronverwijzingen.

De vakliteratuur is een andere belangrijke rechtsbron die de advocaat ter beschikking staat. Sinds jaar en dag ben ik een fanatiek lezer van juridische literatuur, maar ik had nooit gedacht dat mijn visie op een onderdeel van een rechtsgebied academisch nieuws zou brengen voor mijn vakbroeders.

Daar kwam verandering in toen ik in het najaar van 2014 een zaak in behandeling kreeg van een jongeman die op hoofdklasseniveau voetbalde. Tijdens een beladen stadsderby was hij onverschrokken een duel aange- gaan. Net als zijn tegenstander ging hij er hard in, maar hij had zijn actie net iets eerder ingezet. Het gevolg was dat zijn opponent in volle vaart zijn noppen in het kniegedeelte van het volledig gestrekte rechterbeen van mijn cliënt ramde. Resultaat: een gecompliceerde, dubbele beenbreuk.

Verrassend soepel kwam de jongeman, J-W, op zijn krukken naar onze eerste bespreking op mijn kantoor. Telefonisch had ik hem al ingelicht dat voor letsel opgelopen tijdens een sport- of spelsituatie andere criteria golden dan voor hetzelfde soort letsel in het dagelijkse leven. In het kader van sport en spel liep je nu eenmaal bepaalde risico’s die je, als je besluit aan het spel deel te nemen, stilzwijgend accepteert. In vaktermen heet dat de ‘verhoogde aansprakelijkheidsdrempel binnen sport en spel’.

J-W had er begrip voor, maar gaf ook aan dat er omstandigheden waren die de kwestie een rauwer randje gaven dan het geval zou zijn geweest bij een ‘normale’ spelsituatie. Vanaf de zijlijn, zo vertelde hij, hadden toe- schouwers duidelijk kunnen waarnemen dat de tegenstander gewoon te laat was met het inzetten van zijn actie. De schop had de schijn van opzet.

Ik was uiteraard benieuwd naar de achtergrond van deze bewering.

‘Nou, ten eerste heeft een vriend gehoord dat de coach van de tegenpartij even daarvoor naar hem had geroepen dat hij mij keihard moest aanpak- ken.’

‘Mmm… dat is toch niet uitzonderlijk in het amateurvoetbal? Ik las dat het een promotie-degradatieduel tussen stadsgenoten betrof…’

J-W keek me indringend aan. ‘Er is meer, iets persoonlijks…’, ging hij aar- zelend verder.

Ik zweeg en wachtte op wat ging komen.

‘Weet u, mijn vriendin heeft in het verleden een relatie gehad met degene die de overtreding maakte. En hij heeft nooit kunnen verkroppen dat ze hem verliet voor mij. Het is wel al enkele jaren geleden, maar…’ Hij zuchtte.

‘Bedoel je dat het een wraakactie is geweest vanwege een meisje?’ Deze zaak nam een aparte wending.

‘Nou, ik zeg niet dat hij het van tevoren had gepland, maar dit was wel het ideale moment om mij terug te pakken.’

Ik had mijn twijfels over wat ik hiermee kon. Het waren vooralsnog aan- names van de geblesseerde partij. In het scheidsrechterrapport dat J-W had opgevraagd en waarvan hij me een kopie had toegestuurd, werd geen melding gemaakt van een buitenproportionele overtreding. En de ‘dader’ had slechts een gele kaart gekregen, hetgeen deed vermoeden dat de arbi- ter geen kwade opzet had geconstateerd.

‘Een vriend van me heeft er een filmpje van, dat wil ik u laten zien. Mijn vader zegt dat het hem doet denken aan een actie van een Duitse keeper tegen een Franse speler, lang geleden. Zegt u dat wat?’

Dat moest de actie van doelman Toni Schumacher tegen Patrick Battiston zijn geweest in de halve finale van het WK van 1982 in Spanje. De West- Duitser torpedeerde de doorgebroken Battiston als een wildeman. De Fransman bleef bewusteloos op de grasmat liggen en bleek achteraf een hersenschudding, een gebroken kaak en verschillende gebroken tanden te hebben. Schumacher kreeg er niet eens een gele kaart voor.

‘Ja, ik weet welke actie hij daarmee bedoelt’, antwoordde ik. Meer nog dan een onbesuisde actie was Schumachers optreden van destijds een aanslag waar de opzet vanaf droop, dacht ik.

Ik ging naast J-W zitten zodat hij niet hoefde op te staan om mij het film- pje te tonen. De beelden, die hij in slow motion afspeelde, waren opvallend scherp en uit wat ik zag moest ik concluderen dat het inderdaad een hef- tige actie was geweest. J-W lag al op de grond, zoals hij eerder had aange- geven, en eigenlijk zette zijn tegenstander toen pas zijn tackle in, met twee gestrekte benen die vol op de knie van J-W eindigden. Maar was het opzet?

Dat leek me in ieder geval erg moeilijk te bewijzen.

Ik vertelde hem dat ik – ondanks de heftigheid van de overtreding en de beweerdelijke aansporing van de coach van de tegenpartij – op voorhand weinig kansen zag om een civielrechtelijke aansprakelijkheid succesvol voor het voetlicht te brengen.

J-W reageerde teleurgesteld maar toonde zich ook realistisch.

‘Okay, dan geloof ik u op uw woord. Ik heb er verder geen verstand van. Maar ik weet wel één ding, hij heeft geen spijt van wat hij heeft gedaan.’

Die laatste woorden triggerden me. Toen J-W was vertrokken, bekeek ik de actie van Schumacher op YouTube. Het was jaren geleden dat ik die beel- den voor het laatst had gezien en het was pijnlijk hoe de Franse speler niet alleen bewusteloos raakte door de ronduit schofterige actie van de Duitse doelman, maar vooral dat Schumacher bovendien totaal geen aanstalten maakte om zich over hem te ontfermen, laat staan zich te verontschuldigen. Hij leek geen enkele spijt te hebben. De Franse pers kwalificeerde de actie destijds als ‘een moordaanslag’, herinnerde ik me.

Van het een kwam het ander en voor ik het wist passeerden beelden van andere heftige voetbalovertredingen de revue. Op het WK in Brazilië in 2014 was er een overtreding geweest van de Fransman Matuidi op de Ni- geriaanse middenvelder Onazi: een slecht gecoördineerde, verkeerd ge- timede horrortackle als gevolg waarvan Onazi een kuit- en scheenbeen- breuk opliep. Opzet was niet evident maar, vroeg ik me af, hoe zou deze zaak naar Nederlands recht worden beoordeeld?

Op hetzelfde WK was er bovendien een curieuze actie geweest van de Uruguayaan Luis Suárez, die zijn Italiaanse tegenstander Giorgio Chiel- lini, buiten het blikveld van de scheidsrechter, in een schouder beet. Het had helemaal niets met voetbal te maken en er was, behalve een tijdelijke afdruk van de toch al geprononceerde voortanden van Suárez in de huid van Chiellini, geen sprake van echt letsel. Dat leek me nu een leuk geval om te toetsen aan bestaande jurisprudentie en literatuur.

Ik ging op zoek naar literatuur over de aansprakelijkheid voor een on- rechtmatige daad binnen sport en spel. Fragmentarisch bleek die te be- staan, maar een up-to-date overzicht van alle invalshoeken en aan dit on- derwerp gelieerde aspecten leek er niet te zijn. Dat was voor mij reden om nog diezelfde week het Tijdschrift voor Sport & Recht te benaderen met de vraag of er interesse bestond in een artikel over deze materie. Die bleek er te zijn en ik ging verder op onderzoek uit.

Ik wist al dat in de rechtspraak als uitgangspunt werd genomen dat deel- nemers aan sport- en spelsituaties meer dan in het dagelijkse leven van elkaar moeten accepteren uit hoofde van de geldende spelregels. Boksers aanvaarden bijvoorbeeld de omstandigheid dat hun tegenstander hen met diens vuisten probeert te raken, voetballers dat ze een schop kunnen krij- gen bij het aangaan van een duel.

Belangwekkend daarbij was dat de Hoge Raad voorschreef dat het daarbij wél van belang is dat de in de betreffende sport geldende grenzen niet wor- den overtreden. Een interessant voorbeeld vond ik in het ‘Natrap-arrest’ van de Hoge Raad in 1991, waarin de aansprakelijkheid werd aangenomen omdat ‘de dader’ een abnormaal gevaarlijke tackle had gemaakt op de knie van zijn tegenstander terwijl de bal niet in de buurt was. Hiermee was de maker van de overtreding buiten de grenzen van het spel gegaan en was het aannemelijk dat het slachtoffer daarop niet bedacht was. Het geval deed me enigszins denken aan de casus van J-W, met dien verstande dat in J-W’s geval de bal wél in de buurt was geweest en de ingezette actie kon worden gezien als een op de bal gerichte actie die helaas, maar inherent aan het spel, te laat was ingezet. De conclusie van mijn artikel – dat ik ‘Grenzen aan de verhoogde aansprakelijkheidsdrempel binnen sport en spel?’ had genoemd – was dat ik het een mooi streven zou vinden om da- ders van acties die totaal niet binnen sport en spel thuishoren, niet te laten ‘meeprofiteren’ van de verhoogde aansprakelijkheidsdrempel.

De actie van Matuidi zou dan wellicht de dans ontspringen, maar de schouderbeet van Suárez zou wél gesanctioneerd kunnen en misschien ook wel móéten worden. Om over de actie van Toni Schumacher in 1982 nog maar te zwijgen. Tenminste, dat was mijn conclusie.

Toen het artikel verscheen, was ik er uitermate tevreden over. Ik had mijn werk als advocaat gecombineerd met mijn hobby als schrijver van voet- balverhalen en het resultaat mocht er zijn, meende ik. In de weken na de publicatie kreeg ik uit verschillende hoeken positieve feedback waarna het artikel geleidelijk naar de achtergrond verdween. Hier kwam jaren later, en geheel onverwacht, verandering in. Een collega-advocaat was bezig met een aansprakelijkheidsvraagstuk binnen het voetbal en benaderde mij met de vraag of hij het pdf-document van mijn artikel toegezonden kon krijgen. Dat vond ik geen probleem en nadat ik het had gestuurd, was ik benieuwd of hij er iets aan zou hebben bij de behandeling van zijn zaak. Nog geen week later kwam zijn reactie: ‘Roberto, misschien weet je dit al, maar in de conclusie voor het arrest van de Hoge Raad van 15 januari 2021 wordt verwezen naar jouw artikel.’

Dat kwam als een verrassing. Prof. mr. Hartlief die in zijn hoedanigheid van Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad de conclusie had geschreven is een hotemetoot op het gebied van aansprakelijkheidsrecht. Ik had vaker een door hem gegeven cursus bijgewoond en nu had hij mijn artikel aan- gehaald in jurisprudentie van betekenis. Ik had het nooit geambieerd maar mijn naam stond, hoe bescheiden ook, tussen andere experts genoemd in een conclusie van niet de minste A-G. Ik heb er een biertje op gedronken. Er waren slechtere dagen denkbaar.”