Tijdens zijn colleges Burgerlijk recht III gaf mijn latere promotor, prof. mr. C.J.H. Brunner (dus: C.J.H.B. resp. CJHB in de NJ), steevast aanwijzingen omtrent het gebruik van de Nederlandse taal. Met deze rubriek,Taallesjes voor juristen, is beoogd om de fakkel over te nemen.

De Krayenhoffkazerne, hedenochtend om 08.48 uur (foto SvS, iPhone 14 Pro Max)

Noviomagus. Op 5 maart 2013 verscheen de eerste aflevering van deze veelgelezen taalrubriek. Inmiddels zijn we 87 afleveringen en nagenoeg een decennium verder. Thans stelt schrijver dezes met droefheid vast dat er geen enkele reden is om te stoppen, integendeel. Deze aflevering, aflevering 88, moge dat illustreren.

Eerst zij er ter voorkoming van misverstand op gewezen dat met deze taalrubriek uitsluitend beoogd wordt om te bevorderen dat juristen geen taalfouten maken en ook wat betreft het jargon geen steken laten vallen.

Gerechtvaardigd vertrouwen

In een door een gerechtshof gewezen arrest lees ik dat appellanten  er niet  „gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat” de gestelde overeenkomst tot stand gekomen was. Mocht erop vertrouwd worden, dan is er gerechtvaardigd op vertrouwd.
Wie het heeft over  ‘gerechtvaardigd erop mogen vertrouwen’, miskent dat dat een pleonasme (witte sneeuw) is. Weliswaar kan een pleonasme een nuttige stijlfiguur zijn. Maar ‘gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen’ is, althans in beginsel, niet nuttig.
En ‘gerechtvaardigd erop vertrouwde’ of ‘mocht erop vertrouwen’ is ook nog eens korter.

Ook de Hoge Raad heeft de hier aan de kaak gestelde fout (wel eens) gemaakt. MEER daarover in deze taalrubriek. Mijn indruk is dat het tegenwoordig beter gaat. Zo’n indruk heb ik evenwel niet wat betreft de conclusies van de procureur-generaal. Zo valt in een recente conclusie te lezen over een schuldenaar die aan de verklaringen of gedragingen van de schuldeiser „het gerechtvaardigd vertrouwen mocht ontlenen” dat de schuldeiser afstand wilde doen van zijn recht (ECLI:NL:PRH:2022:842).

Eiswijziging indienen?

In genoemd arrest lees ik ook dat geïntimeerden bezwaar gemaakt hebben tegen „de bij de memorie van grieven ingediende eiswijziging.”  Is die eiswijziging ‘ingediend’?
Hebben degenen die dat arrest gewezen hebben geredeneerd dat die memorie  ‘ingediend’ zou zijn en dat ‘dus’ ook de eiswijziging ingediend zou zijn, dan hebben zij miskend dat een memorie niet ‘ingediend’, maar genomen wordt. Beter was het geweest, indien in dat arrest te lezen was dat de appellanten tot eiswijziging overgegaan waren bij hun memorie van grieven of dat zij hun eis bij deze memorie gewijzigd hadden.

Feiten en omstandigheden?

Niet zelden heeft men het in processtukken of uitspraken over ‘feiten en omstandigheden’. Zo valt te lezen in HR 2 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1804 (onderstreping toegevoegd):

„Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de rechter die moet beslissen op een verzoek van de schuldenaar tot intrekking of wijziging van het bevel tot conservatoir beslag, rekening kan houden met feiten en omstandigheden die zich na indiening van het verzoek om een bevel hebben voorgedaan dan wel na die indiening zijn vastgesteld, ook wanneer die omstandigheden van belang zijn voor het oordeel of is voldaan aan het vereiste van art. 7 lid 2 EAPO-Vo.”

Hoezo ‘feiten en omstandigheden’? Zijn omstandigheden niet ook gewoon feiten?
Op een weg waarop niet harder dan tachtig kilometer per uur gereden mag worden, rijdt iemand honderd kilometer per uur. Dit terwijl het mistig en glad is. Het overschrijden van de snelheidslimiet, de mist, en de gladheid: drie verschillende feiten. Hoezeer je ook met juistheid kunt zeggen dat het overschrijden van deze limiet plaatsvindt onder gevaarlijke omstandigheden, mist en gladheid, zijn deze beide omstandigheden ook gewoon feiten.

Wie het heeft over ‘feiten en omstandigheden’, miskent dat. Dit punt is reeds eerder gemaakt in deze taalrubriek.

Verjaart de vordering?

In HR 4 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:122 valt te lezen (onderstreping toegevoegd en voetnoten weggelaten):

„2.2  Bij dagvaarding van 16 mei 2018 heeft Iris Shipping gevorderd dat Somtrans wordt veroordeeld tot betaling aan haar van € 16.496,–. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen.

2.3   Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het heeft geoordeeld dat de vordering van Iris Shipping is verjaard en heeft daartoe, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen {…}

3.2   Onderdeel 5 klaagt onder meer dat het hof met zijn oordeel in rov. 4.5 dat de vordering van Iris Shipping is verjaard {…}”.

Het is mij een doorn in het oog dat in het geciteerde, uitgerekend een tekst van ’s lands hoogste rechtscollege, twee keer ‘vordering’ staat waar rechtsvordering had moeten staan. Dat is een slordigheid van het cassatiecollege waarmee eigenlijk niet te leven valt. Maar ook zijn procureur-generaal is slordig. Zo (bijvoorbeeld) valt te lezen in de inleiding van een van zijn conclusies (onderstreping toegevoegd):

„Deze zaak gaat over de faillietverklaring van [verzoekster] op verzoek van de curatoren van de vennootschappen I tot en met IX. [verzoekster] en de vennootschappen behoorden tot hetzelfde concern. De rechtbank spreekt het faillissement uit met benoeming van Hendriks en Lanting tot curatoren van ook deze vennootschap. [verzoekster] probeert dat in appel onder andere te keren met een beroep op verjaring  van de vordering van de curatoren uit onverschuldigde betaling, maar slaagt daar niet in bij het hof. Het verjaringsberoep wordt in strijd geoordeeld met de redelijkheid en billijkheid (derogerende werking).”

Een dergelijke slordigheid zou eigenlijk reden moeten zijn om schriftelijk te reageren op zo’n conclusie.
Hiermee is het bruggetje geslagen naar de volgende ongerechtigheid.

Reactie op de conclusie van de procureur-generaal

Art. 44 lid 3 Rv bepaalt:

„Na de conclusie van het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de procureur-generaal bij de Hoge Raad, is geen plaats meer voor debat door partijen. Wel kunnen partijen binnen twee weken nadat de conclusie is genomen dan wel een afschrift daarvan aan partijen is verzonden, hun schriftelijk commentaar daarop, zo nodig in een brief vervat, aan de rechter, of, bij een meervoudige kamer, aan de voorzitter, of, bij de Hoge Raad, aan de President van de Hoge Raad doen toekomen, met afschrift aan de wederpartij en het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de procureur-generaal.”

De in deze wetsbepaling vermelde brief pleegt borgersbrief genoemd te worden. Waarom dit zo is, lees je op deze blog.
Kort gezegd komt het erop neer a. dat de heer Borgers in een strafzaak tegen hem niet de mogelijkheid had om bij het Belgische Hof van Cassatie te reageren op de hier door het Openbaar Ministerie genomen conclusie, en b. dat het EHRM daarna bij arrest van 30 oktober 1991 in de zaak Borgers/België (NJ 1992/73) besliste dat het in strijd met art. 6 EVRM was dat het Openbaar Ministerie conclusies nam zonder dat daarop door de verdachte gereageerd kon worden.

De Hoge Raad schrijft „Borgersbrief”. Zie onder meer HR 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:871, rov. 3.5. Het is echter onjuist om ‘Borgersbrief’ te schrijven in plaats van borgersbrief.  Want  ‘borgersbrief’  is een samenstelling waarbij niet rechtstreeks verwezen wordt naar de heer Borgers. Immers, een borgersbrief is niet afkomstig van of gericht aan de heer Borgers en heeft evenmin de heer Borgers als onderwerp. Dat zo’n brief naar de heer Borgers vernoemd is, heeft uitsluitend als reden dat hij genoemd EHRM-arrest uitgelokt heeft. Zo wordt een Robin Hoodfilm (een film over Robin Hood) met hoofdletters geschreven, maar robinhoodbelasting (belasting voor mensen met een topinkomen) met een kleine letters. Zie: https://taaladvies.net/peter-pancomplex-of-peterpancomplex/.

Bovendien schrijft de Hoge Raad benamingen van andere processtukken wèl met een kleine letter. Onder het kopje ‘Procesverloop’ worden standaard de woorden ‘procesinleiding’ en ‘verweerschrift’ met een kleine letter geschreven. Zie voorts  bijvoorbeeld voor de schrijfwijze van ‘memorie van grieven’  o.a. HR 16 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1873, rov. 3.5. Dat de Hoge Raad ‘Borgersbrief’ schrijft, is derhalve niet alleen onjuist, maar ook inconsistent.

Vorige aflevering van deze taalrubriek

Een link naar de vorige aflevering van deze veelgelezen rubriek staat HIER.

Suggesties voor deze rubriek, Taallesjes voor Juristen, kunt u mailen naar taallesjes@vscc.nl.