
Noviomagus. Gisteren heeft de Hoge Raad de vraag beantwoord of de in art. 74 Sr bedoelde transactie tussen een verdachte en de officier van justitie vernietigbaar kan zijn wegens dwaling of een ander wilsgebrek.
Casus en oordeel Hof
De onjuiste voorstelling die in casu X had ten tijde van het aangaan van de litigieuze transactieovereenkomst was dat een ter zake van het klachtdelict van art. 273 lid 1 Sr (schending van bedrijfsgeheimen) opgemaakt proces-verbaal vals was. De directeur van het betreffende bedrijf zou volgens dat valse proces-verbaal gezegd hebben: „Ik doe klacht en wens dat er een strafvervolging wordt ingesteld.”
Het Gerechtshof Den Haag kwam tot het oordeel dat niet onder alle omstandigheden uitgesloten is dat de regels omtrent bedrog en dwaling van toepassing zijn op een transactie, maar oordeelde ook, kort gezegd, dat het door X gedane beroep op dwaling niet opging. X stelde cassatieberoep in en de Staat stelde incidenteel cassatieberoep in.
Oordeel Hoge Raad
In het incidentele cassatieberoep oordeelde de Hoge Raad:
„De in art. 74 Sr bedoelde transactie is een publiekrechtelijke overeenkomst, die berust op wilsovereenstemming tussen het openbaar ministerie en de verdachte. Het Wetboek van Strafrecht bevat geen regeling die bepaalt of en, zo ja, onder welke omstandigheden een dergelijke transactie kan worden vernietigd met een beroep op een wilsgebrek, in het bijzonder bedrog of dwaling. Er is echter geen bepaling van het Wetboek van Strafrecht of enige andere geschreven of ongeschreven regel van straf- of publiekrechtelijke aard die zich ertegen verzet dat de civielrechtelijke bepalingen over bedrog (art. 3:44 BW) en dwaling (art. 6:228 BW) – op grond van de zogeheten schakelbepalingen (art. 3:59 BW respectievelijk art. 6:216 BW) – overeenkomstige toepassing vinden op een transactie in de zin van art. 74 Sr. Evenmin verzet de aard van de strafrechtelijke transactie zich zonder meer tegen een dergelijke overeenkomstige toepassing. Op grond van een en ander moet worden aangenomen dat een strafrechtelijke transactie als bedoeld in art. 74 Sr in beginsel kan worden vernietigd met een beroep op overeenkomstige toepassing van de civielrechtelijke bepalingen over bedrog en dwaling.”
Het principale cassatieberoep heeft de Hoge Raad ongemotiveerd verworpen (art. 81 RO).
Een link naar ’s Hogen Raads arrest staat HIER.
Schrijver dezes heeft X in casstie bijgestaan.