
Noviomagus. In de nieuwste editie van het Tijdschrift voor Vastgoedrecht (VGR) staat een artikel van mijn kantoorgenoot dr. Jaap Dammingh over het voor de praktijk zeer relevante schriftelijkheidsvereiste bij de koop van een woning. Art. 7:2 lid 1 BW luidt als volgt:
„De koop van een tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel daarvan wordt, indien de koper een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, schriftelijk aangegaan.”
Eerder al ging Jaap in VGR (2021-2) in op de volgende drie vragen die deze wetsbepaling oproept:
- Wanneer is sprake van een ‘tot bewoning bestemde onroerende zaak’?
- Wanneer is sprake van een ‘natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ (consument)?
- Wanneer is de koop ‘schriftelijk’ aangegaan?
De eerste twee vragen staan centraal in genoemde nieuwste editie van VGR. Hoe zit het met een bouwkavel voor het bouwen van een vrijstaand huis? Is het relevant voor de status van consument (natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf) dat de koper mogelijk wil beleggen? Lezing van Jaaps artikel in deze editie zij van harte aanbevolen.

„{…} ingenieuze en soms verrassende wijze waarop Van Swaaij zijn vondst ontvouwt en uitwerkt {…} meeslepende werking { …} nieuwe dogmatische vondst {…}”
W. Snijders, oud-Regeringscommissaris voor het NBW en oud-vicepresident van de Hoge Raad, Bespreking proefschrift van mr. J.H.M. van Swaaij, Maandblad voor Vermogensrecht (2011)