
Knappe NRC-reconstructie indiceert magistratelijke dwalingen
Noviomagus. Op 10 september j.l. publiceerde NRC een uitgebreide en zeer lezenswaardige reconstructie van de ‘zaak-Schuiling’: de veroordeling van de Groningse oud-burgemeester voor schennis van de eerbaarheid. Onderzoeksjournalisten Bas Haan en Hugo Logtenberg geven een blik achter de schermen, waardoor een paar opmerkelijke onzorgvuldigheden aan het licht komt.
Hoofdcommissaris Martin Sitalsing handelde in strijd met de regels
De hoofdcommissaris van de politie Noord-Nederland, Martin Sitalsing, gaf opdracht om géén proces-verbaal op te laten maken van het eerste voorval waar de oud-burgemeester bij betrokken was, maar liet wél een geheim rapport opstellen van dit voorval. Dit rapport is later toegevoegd aan het strafdossier, en is gebruikt als het aanknopingspunt voor het vaststellen van een (vermeend) ‘patroon’ van schennispleging.
Belangenverstrengeling binnen het Openbaar Ministerie
Opmerkelijk is dat het strafdossier weliswaar overgedragen werd aan de hoofdofficier van justitie in Oost-Nederland ter voorkoming van (de schijn van) belangenverstrengeling en/of partijdigheid, maar dat diezelfde hoofdofficier ook meewerkte aan de bestuurlijke risicoanalyse van samenwerking met Schuiling in de veiligheidsdriehoek. Kan er dan nog wel sprake zijn van een onafhankelijke en onpartijdige beoordeling door het parket Oost-Nederland? Zeker nu het parket niet alleen de opportuniteit van de vervolging beoordeelde, maar zelfs een strafbeschikking oplegde.
Hoezo geen schriftelijk, maar mondeling vonnis van de politierechter, die plausibele medische verklaring negeert?
Bevreemdend is dat het vonnis van de politierechter op de zitting mondeling uitgesproken is. Want zowel de complexiteit van de zaak, die zo goed in die reconstructie uit de verf komt, als de evidente maatschappelijke impact van de zaak hadden zonder meer reden geweest moeten zijn om schriftelijk vonnis te wijzen. Dan hadden we, indien de politierechter haar werk naar behoren gedaan had, kunnen lezen waarom zij [i] vertrouwde op de verklaring van slechts één getuige en [ii] de – prima facie alleszins plausibele – medische verklaring van Schuiling voor zijn gedragingen niet aanvaardde. Ronduit onmagistratelijk is wat de politierechter – indien wij afgaan op genoemde reconstructie – zei: „Ik vind het een goed signaal om aan de samenleving te laten zien: of je nu burgemeester bent, advocaat, putjesschepper, vuilnisman of vrachtwagenchauffeur, dit soort gedrag wordt niet geaccepteerd.” Hier zit iets denigrerends in. De Kantonrechter had er beter aan gedaan om te zeggen dat iedereen voor de wet gelijk is. Dat zal ze zo ook wel bedoeld hebben, maar haar formulering is ten aanzien van putjesscheppers, vuilnismannen en vrachtwagenchauffeurs pejoratief.
Ten slotte – guilt by association
„Dit is guilt by association – schuld op basis van aannames en beeldvorming”, concludeert hoogleraar strafrecht Sven Brinkhoff, naar ik begrijp uit genoemde reconstructie.
Alleszins begrijpelijk is de verzuchting die Koen Schuiling slaakt in een interview aan het einde van genoemde reconstructie: „Dit is Kafka.” Minst genomen dringen zich prangende vragen op rondom de vervolging en veroordeling van oud-burgemeester Koen Schuiling. Ik ken het dossier niet en ga uitsluitend af op genoemde reconstructie in NRC en waag me niet aan een voorspelling. Maar het schijnt mij toe dat niemand zich erover kan verbazen als Koen Schuiling in hoger beroep vrijgesproken wordt.
P.S. Weliswaar is het reeds decennia geleden dat ik Koen Schuiling gesproken heb. Maar volledigheidshalve zij vermeld dat ik in de afrondende fase van mijn rechtenstudie aan de RU Groningen werkzaam was als onderwijsgevend student-assistent in de vakgroep Bestuursrecht en bestuurskunde, waar Schuiling destijds ook werkzaam was.

„{…} ingenieuze en soms verrassende wijze waarop Van Swaaij zijn vondst ontvouwt en uitwerkt {…} meeslepende werking { …} nieuwe dogmatische vondst {…}”
W. Snijders, oud-Regeringscommissaris voor het NBW en oud-vicepresident van de Hoge Raad, Bespreking proefschrift van mr. J.H.M. van Swaaij, Maandblad voor Vermogensrecht (2011)