De Oversteek – zondag 31 oktober jl. (foto SvS, iPhone 13 Pro Max)

Noviomagus. In de NJB-editie van komend weekend staat een door Ton Hartlief geschreven Vooraf. Dit gaat over het volgende. Bij schending van de Algemene Verordening Gegevensbescherming  (AVG) is er vaak geen aantoonbare/kwantificeerbare vermogensschade, doch is er (vaak) wèl immateriële schade (ergernis, woede, frustratie en vrees voor misbruik door derden). Art. 6:95 BW bepaalt dat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding vergoed moet worden, bestaat in vermogensschade en „ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft”.

Weliswaar bepaalt art. 82 lid 1 AVG:

„Eenieder die materiële of immateriële schade heeft geleden ten gevolge van een inbreuk op deze verordening, heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker schadevergoeding te ontvangen voor de geleden schade.”

Maar zoals Hartlief constateert, is de rechtspraak te dezen dat een op art. 82 AVG gebaseerde eis tot – kort gezegd – smartengeld beoordeeld moet worden aan de hand van art. 6:106 lid 1 BW . Dit bepaalt (onderstreping toegevoegd):

„Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:

a. {….}

b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;

c. {…}.”

Wanneer is benadeelde ‘op andere wijze in de persoon aangetast’? Een minicollege wordt gegeven in HR 15 maart 2019, NJ 2019/162:

„4.2.1  Als de schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad nadeel omvat dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde ingevolge art. 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.

Van de in art. 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld (vgl. HR 23 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2551, rov. 3.4).

Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is (vgl. Parl. Gesch. Boek 6, p. 379 en p. 380).
HR 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1519 (Blauw oog) moet ook aldus worden verstaan.

In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. In HR 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO7721 (Oudejaarsrellen) was die aantasting gelegen in de gevoelens van angst, onveiligheid en onzekerheid met betrekking tot het lijf en goed van de benadeelden die een aantal uren in hun woning in een zeer bedreigende situatie verkeerden, terwijl een reactie op hun verzoek om hulp en bijstand van de politie uitbleef. En in HR 18 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5213 (Wrongful life) bestond die aantasting in de ernstige inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht van de moeder waardoor zij niet ervoor heeft kunnen kiezen de geboorte van een zwaar gehandicapt kind te voorkomen.

4.2.2   Van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in art. 6:106 lid 1, onder b, BW, is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.”

Dit alles brengt mee dat smartengeldclaims bij AVG-schendingen bepaald niet makkelijk te realiseren zijn; Hartlief verwijst hier naar de dissertatie Schadevergoeding bij de onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens van Tim Walree.  Zoals Hartlief schrijft, wordt geestelijk letsel niet snel aangenomen, terwijl de enkele schending van een fundamenteel recht (dus) niet meebrengt dat sprake is van ‘een aantasting in de persoon op andere wijze’.

Volgens Hartlief echter valt bij een AVG-schending aan het kader van art. 6:106 BW  te ontsnappen. Want is art. 82 AVG niet óók gewoon een specifieke wettelijke grondslag voor immateriële schadevergoeding, zoals ook art. 6:106 lid 1 BW dit is?, zo vraagt Hartlief zich af. Oftewel: genoemde rechtspraak is niet goed. Hartlief wijst er intussen op dat het laatste woord aan het HvJEU is.

Een link naar het Vooraf staat HIER.