Tijdens zijn colleges Burgerlijk recht III gaf mijn latere promotor prof. mr. C.J.H. Brunner (dus: C.J.H.B. resp. CJHB in de NJ) steevast aanwijzingen omtrent het gebruik van de Nederlandse taal. Met deze rubriek, Taallesjes voor juristen, is beoogd om de fakkel over te nemen.

Noviomagus. In een door een advocaat-partner en zijn advocaat-medewerker resp. -stagiaire opgesteld advies lees ik dat “{…} ons inziens {…}” een bepaald standpunt te verdedigen valt.
Hoezo ‘ons inziens’ en niet  ‘onzes inziens’?

foto.collageBernasco

Foto’s van Debbie Bernasco

 

Ons onziens of onzes inziens?

Vooropgesteld zij dat volgens van Dale het woord “inzien” als betekenis heeft mening, zienswijze, en opvatting.

Je kunt schrijven:

“Het inzien dat dat standpunt verdedigbaar is, is van ons.”

Korter is het om je gewoon te bedienen van de tweede naamval:

“Onzes inziens is dat standpunt verdedigbaar.”

Bij de tweede naamval is het nu eenmaal niet ‘ons inziens’.

Dat is ongetwijfeld de reden waarom in de van Dale geëxpliciteerd wordt dat het onzes inziens is. Weliswaar staat er tussen kromme haakjes  ‘ons inziens’, maar onmiskenbaar wordt dat door van Dale (dus) niet aanbevolen.

In het Groene Boekje wordt de afkorting ‘o.i.’ omschreven als  ‘onzes inziens’ en wordt nergens ook maar gesuggereerd dat  ‘ons inziens’ officieel Nederlands zou zijn.

Het Witte Boekje vermeldt alleen ‘onzes inziens’. Het Witte Boekje verklaart het als volgt:

“{…} mijns/jouws/uws/haars/zijns/onzes/huns inziens {…}”.

Ook op diverse ’taal’-websites wordt ‘onzes inziens’ als de beste vorm beschouwd.

Vorig taallesje

Een link naar de vorige aflevering van Taallesjes voor juristen staat HIER.