Op de civiele rolzittingen van de Hoge Raad (vrijdagochtend, klokke tien) wordt onder meer bepaald op welke dag voor eiser tot en voor verweerder in cassatie (tegelijk) een schriftelijke toelichting gegeven kan worden. Voor eiser wordt op die dag het  in de cassatiedagvaarding opgenomen middel van cassatie toegelicht (waarbij bedacht zij dat in een cassatiedagvaarding, anders dan in een appèlexploot, reeds alle grieven als zodanig tegen de bestreden uitspraak vermeld moeten staan).

20130225-195656.jpgVoor verweerder in cassatie wordt op die dag de conclusie van antwoord in cassatie toegelicht, bij welk processtuk – de omvang is beperkt tot hooguit anderhalf A4-tje – doorgaans het standpunt ingenomen wordt dat het cassatieberoep verworpen moet worden en een (voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep ingesteld kan worden.
Veertien dagen na die dag is er gelegenheid voor re- en dupliek.
Dit systeem is een schriftelijke vorm van pleiten. Nog maar zelden wordt mondeling gepleit bij ons hoogste rechtscollege.

De termijn voor een schriftelijke toelichting in 1999

in 1999, toen ik advocaat bij de Hoge Raad werd, was de termijn tussen de rolzitting waarop die dag (dus: voor het geven van schriftelijke toelichting) bepaald werd en deze dag maar liefst circa veertien (!) maanden.

Hoe is het thans?

Die  termijn is nu ongeveer twee maanden. Ten opzichte van 1999 (14 maanden) derhalve is de termijn derhalve drastisch korter: de lengte ervan is teruggebracht tot 1/7 van de termijn zoals deze was in 1999.
Al met al komt het er nu op neer dat in zaken die met een dagvaarding ingeleid worden met een cassatieprocedure thans nog  ‘maar’ ongeveer een jaar gemoeid is in plaats van (ruim) twee jaar in 1999.

Oorzaak en gevolg

Ik heb de indruk dat bij deze temporele ontwikkeling (mede) een rol speelt dat de Hoge Raad tegenwoordig veel meer zaken dan destijds verwerpt met art. 81 (= 101a-oud) RO. Dit heeft er klaarblijkelijk mede) toe geleid dat de Hoge Raad met de vrijgekomen tijd die lange wachttijd heeft  kunnen bekorten.

P.S. De foto is in ’s Hogen Raads kleine zittingszaal gemaakt door Menno Bruning en dateert van vrijdag 2 november jl., toen ik bij wijze van uitzondering zelf een rolzitting ‘deed’ en aldus geen rolwaarnemer hoefde in te schakelen of (in plaats daarvan) een brief hoefde te schrijven aan de Rolraadsheer.