Foto.1Vorig weekend stelde ik op deze  weblog dat plagiaat gepleegd is door prof. mr. Peter Rijpkema en wierp ik de vraag op waarom hij nog niet weg is. Ik bemerk dat ik niet de enige ben die er (althans wat betreft het plagiaat) zo over denkt. Zo stond afgelopen dinsdag in NRC Handelsblad een stuk van Martin Rosema met als opschrift: “Wat is dit anders dan plagiaat?”. En eerder al was er een mooi stuk  in Observant, waar ik straks op terugkom.

Op dezelfde NRC-pagina echter stond ook een stuk van Gijs van Donselaar met als opschrift: “Plagiaat is het niet – kwaad is geschied”.

Wèl plagiaat

Nu is Van Donselaar verbonden aan de UvA, van wie (dus) het College van Bestuur de hand boven het hoofd van Rijpkema houdt. Reeds retorisch staat hij derhalve op grote achterstand. Of is dit ad hominem-argument flauw? Niet in het licht van de onjuistheid van Van Donselaars ‘geen plagiaat’-stelling.

Onjuistheid: allereerst staat de reden waarom op mijn eerdere weblogbericht (en ik verwijs ook graag naar het zo-even vermelde stuk van Martin Rosema).
Bovendien het volgende.

Bovendien geraffineerd?

Rijpkema schrijft in de Verantwoording van de betreffende twee eerste drukken van ‘zijn’ boek (dus: waarmee het plagiaat gepleegd is) :

“Inleiding bouwt voort op het werk van velen. In de eerste plaats bouwt het voort op het boek Recht, een introductie van P.W. Brouwer {….} [volgen meerdere  namen, SvS]  en J.J.C.M. Wirken. Daar is gebruik gemaakt van de boeken {…}. Hoofdstuk 9 is overgenomen uit  J.M. de Meij e.a., uitingsvrijheid {…}”.

Hiermee wekt Rijpkema – is het niet geraffineerd? – de suggestie dat uitsluitend het negende hoofdstuk van ‘zijn’ boek overgenomen zou zijn uit een ander boek en dat de andere hoofdstukken van ‘zijn’  boek niet overgenomen zouden zijn (hoofdstukken waarin voortgebouwd zou worden op).

Maar er is meer.

Petitum

Hoogmoed komt voor de val. Rijpkema moet al dan niet vrijwillig weg.