Noviomagus. Afgelopen weekend blader ik door de nieuwste editie van het NJB. Het brengt me op het volgende. Al jarenlang hoor ik het geluid dat wij, juristen, geen woorden als “derhalve”, ‘niettegenstaande”,  “immers” en “alsmede” zouden moet gebruiken, ook resp. met name niet in processtukken.

Ik haal mijn schouders op. Ben het er niet mee eens. Zo maakt (bijvoorbeeld) het woordje “Immers” (met meteen daarna een komma) waarmee een zin begint meteen al duidelijk dat met hetgeen volgt een uitleg (verklaring/reden/argument) gegeven wordt van iets wat aan dat woordje voorafgaat, wat de toegankelijkheid van het stuk ten goede komt. Om deze reden begin ik ‘uitleg’-zinnen vaak met  “Immers,”. In zulke zinnen laat  “Immers,” zich niet zomaar vervangen door “Daarom”.  Wèl door het woordje “Want”, maar dat woordje is (vaak) wat meer terloops – het staat (dan) ook vaak in zin meteen na een komma –  en daarmee retorisch (soms) minder sterk. Door eerst “Immers,” op te schrijven, zet je als het ware meteen een schijnwerper op het door jou vervolgens gegeven argument. Juist als dat argument sterk is, breng je het beter met “Immers,”.

De taal van Jip en Janneke?

Waalbrug.juli.2013

Foto Rob van de Peppel

 

In het NJB van dit weekend ben ik gestuit op een verwijzing naar een stuk van Geerke van der Bruggen en Margriet de Groot met als opschrift “Alleen jip- en janneketaal is niet de oplossing”. Deze dames leggen uit dat het vermijden van jargon en – zogeheten – archaïsch taalgebruik een tekst er niet, laat staan wezenlijk, toegankelijker op maakt:

“Want wat gebeurt er als je die zinnen herschrijft? Bereik je dan je doel wel met die tekst? Wordt de tekst dan echt duidelijker of overtuigender? Nee, is onze conclusie. Meestal niet. Het is slechts krabben aan de verf zoals rechter Jantine Nolta in haar boek Taal in toga in 1997 al schreef. De stijl is uiteindelijk de minst bepalende factor voor de overtuigingskracht van een juridische tekst.”

Van harte mee eens. In de kern gaat het om iets anders. Het schrijfproces is inderdaad vaak ons denkproces is, zoals beide dames naar voren brengen.

van Swaaij Cassatie & Consultancy

Ervaren publicisten onderkennen en beamen dat: aan de uiteindelijke publicatie zijn vaak meerdere schrijf- resp. denkversies voorafgegaan. Het gaat er uiteindelijk om dat je je verplaatst in de lezer en je jezelf steeds de vraag stelt wat nu eigenlijk jouw boodschap is en wat er voor nodig is – en vooral ook wat er niet voor nodig is – om deze boodschap zo optimaal en snel mogelijk bij de lezer te doen landen.

Link

Een link naar voornoemd stuk staat HIER.

Vorig taallesje

Een link naar aflevering 22 staat HIER.